Selecteer een pagina

Alle berichten van: Maartje Möhring


HR 21 januari 2022, ECLI:NL:HR:2022:61

In het huurrecht is van belang of sprake is van een voorziening die naar zijn aard onlosmakelijk met de gehuurde woonruimte verbonden is (een ‘onroerende aanhorigheid’). Als daarvan sprake is, kunnen bepaalde daaraan verbonden lasten niet door de verhuurder bij de huurder in rekening worden gebracht. De Hoge Raad heeft in dit arrest beslist dat de vraag of sprake is van zo’n onroerende aanhorigheid mede kan worden bepaald aan de hand van art. 3:4 BW. Daarnaast heeft de Hoge Raad beslist dat art. 7:237 lid 2 BW voorgaat op de Warmtewet 2014. (meer…)

HR 14 januari 2022, ECLI:NL:HR:2022:13  

Maartje Möhring vertelt in drie minuten over een arrest van de Hoge Raad over de aansprakelijkheid van bestuurders voor achterstallige pensioenpremies. In dat arrest gaat de Hoge Raad – aan de hand van de algemene regels uit Boek 6 BW – in op de vraag of de aansprakelijkheid van de bestuurder afhankelijk is van de aansprakelijkheid van de rechtspersoon.

 

Cassatievlog #004 is ook als podcast beschikbaar.

HR 24 december 2021 ECLI:NL:HR:2021:1964

Medehuur kan door de rechter steeds worden beëindigd op verzoek van een van de huurders. De beslissing van de rechter op dat verzoek, waarmee de rechter het huurrecht toekent aan een van de huurders, heeft tot gevolg dat het huurrecht van de andere huurder(s) eindigt. Die beslissing heeft ook werking tegenover de verhuurder. Het voorgaande geldt ongeacht de wijze waarop de medehuur is ontstaan.  (meer…)

HR 10 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1848

Een verplichting tot het doen van rekening en verantwoording kan ontstaan krachtens de wet, krachtens rechtshandeling of krachtens ongeschreven recht. Of zo’n verplichting krachtens ongeschreven recht ontstaat, hangt sterk af van de omstandigheden van het geval. In dit arrest noemt de Hoge Raad enkele omstandigheden die van belang kunnen zijn.

(meer…)

HR 19 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1725

Airbnb is een bemiddelaar in de zin van art. 7:425 BW. Het verbod van art. 7:417 lid 4 BW om bij zowel de huurder als de verhuurder bemiddelingskosten in rekening te brengen, geldt echter niet voor de verhuur zoals die op het platform van Airbnb plaatsvindt (kortetermijnverhuur voor niet-bewoningsdoeleinden). Airbnb handelt ook niet in strijd met de Richtlijn oneerlijke bedingen of de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken door bij de huurder bemiddelingskosten in rekening te brengen.

(meer…)

Cassatieblog.nl