Selecteer een pagina

Alle berichten van: Maartje Möhring


HR 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1673, ECLI:NL:HR:2021:1676; ECLI:NL:HR:2021:1670

Op 12 november 2021 wees de Hoge Raad drie arresten over de ontvankelijkheid van het cassatieberoep als sprake is van een rechtsmiddelenverbod. De vraag is dan of er een beroep is gedaan op een doorbrekingsgrond. Als dat het niet het geval is, is het cassatieberoep niet-ontvankelijk. Wordt wel een beroep gedaan op een doorbrekingsgrond, dan is het cassatieberoep ontvankelijk en beoordeelt de Hoge Raad het beroep op de doorbrekingsgrond inhoudelijk. In dat geval kan nog wel de vraag opkomen binnen welke termijn een dergelijk cassatieberoep moet worden ingesteld, nu de wet uitgaat van een rechtsmiddelenverbod en dus geen regeling over de beroepstermijnen bevat. Daarbij moet worden aangesloten bij de wel in de wet geregelde gevallen.

(meer…)

HR 15 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1536

Art. 6:89 BW is niet van toepassing op een nalaten om de overeengekomen prestatie te verrichten. Art. 6:89 BW strekt namelijk ertoe de schuldenaar die een prestatie heeft verricht te beschermen, omdat hij erop moet kunnen rekenen dat de schuldeiser met bekwame spoed onderzoekt of de prestatie aan de verbintenis beantwoordt en, indien dit niet het geval blijkt te zijn, dit eveneens met spoed aan de schuldenaar meedeelt. (meer…)

HR 1 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1424

Een arrest waarin het hof het vonnis van de rechtbank vernietigt en de zaak terugverwijst naar de rechtbank, is een tussenarrest. Dat betekent dat tussentijds ingesteld cassatieberoep tegen dat tussenarrest van het hof niet-ontvankelijk is. Dat is alleen anders als de rechter tussentijds cassatieberoep heeft opengesteld. (meer…)

HR 16 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:1164

Binnen het Unierecht is voor het bestaan van een ondergeschiktheidsband kenmerkend het feit dat een werknemer onder het gezag staat van een andere persoon, die niet alleen bepaalt (i) welke prestaties van hem worden verwacht, maar ook (ii) op welke wijze hij die moet verrichten en (iii) wiens instructies en interne voorschriften hij moet naleven. Voor de vraag of sprake is van een ondergeschiktheidsband tussen een werknemer en een vennootschap, is echter niet zonder meer van belang dat die vennootschap sterk verweven is met de rechtspersoon bij wie de werknemer in dienst is. (meer…)

HR 9 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:1101

(i) Partijen kunnen nader zijn overeengekomen in welke gevallen sprake is van ‘niet aan de overeenkomst beantwoorden’ in de zin van art. 7:17 BW. Of dat het geval is, is een kwestie van uitleg van de overeenkomst.

(ii) Art. 7:15 BW heeft geen betrekking op het niet of moeilijk incasseerbaar zijn van een overgedragen vordering als gevolg van (gehele of gedeeltelijke) nietigheid of vernietigbaarheid van de overeenkomst waaruit die vordering voortvloeit. Een dergelijke eigenschap van een overgedragen vordering is geen bijzondere last of beperking in de zin van art. 7:15 BW.  (meer…)

Cassatieblog.nl