Alle berichten van: Mette van Asperen


HR 25 mei 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV9961

De vaststelling van het Nederlanderschap van een uit een huwelijk geboren kind treft de vader niet zodanig in een eigen belang dat hij in de procedure tot vaststelling van het Nederlanderschap van het kind, ter bescherming van dat belang behoort te mogen opkomen. De vader is in deze procedure dus geen belanghebbende in de zin van art. 261 e.v. Rv. (meer…)

HR 4 mei 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW4812 (X/gemeente ’s-Gravenhage)

Een aanschrijving aan een vereniging van eigenaars (VvE) tot het treffen van voorzieningen aan gemeenschappelijke gedeelten is tevens aan te merken als een aanschrijving aan de, op grond van art. 5:126 lid 2 BW door die vereniging vertegenwoordigde, eigenaars tezamen. Dat brengt mee dat niet alleen de VvE maar ook de appartementseigenaar als overtreder moet worden aangemerkt en dat de kosten in de zin van art. 5:26 lid 1 (oud) Awb ook van hem bij dwangbevel kunnen worden ingevorderd.  (meer…)

HR 13 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV6693 (Erdem/Rabobank)

Een assurantietussenpersoon mag in het algemeen afgaan op de juistheid van een mededeling van zijn opdrachtgever dat is voldaan aan de uit de polis voortvloeiende verplichtingen tot het nemen van preventiemaatregelen. Behoudens bijzondere omstandigheden gaat zijn zorgplicht dan ook niet zo ver dat hij dient te controleren of die mededeling juist is. (meer…)

HR 30 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7679

De Hoge Raad neemt aan dat het ontbreken van Bopz-zaken in de opsomming van zaken die van de heffing van griffierecht zijn vrijgesteld in de Wgbz en de Regeling griffierechten burgerlijke zaken, op een misslag berust en dat de ontheffing, waarvoor een klemmende grond bestaat, ook voor die zaken geldt. De omstandigheid dat het verzoekster wellicht door eigen toedoen onmogelijk is gemaakt ter zitting te verschijnen, kan niet afdoen aan haar recht op haar ontslagverzoek te worden gehoord. (meer…)

HR 30 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW0404

De Wet Bopz bedreigt overschrijding van de beslistermijn van drie weken in geval van  een verzoek om ontslag uit een psychiatrisch ziekenhuis niet uitdrukkelijk met nietigheid. Evenmin kan worden gezegd dat hier sprake is van schending van een zo essentieel procedurevoorschrift dat nietigheid voortvloeit uit de aard van de niet in acht genomen vorm, als bedoeld in art. 79 RO. (meer…)

Cassatieblog.nl