Dossier: Arbeidsrecht


HR 5 april 2013, LJN BZ1780 (Albron Nederland/FNV Bondgenoten c.s.)

Uit de wetsgeschiedenis van art. 7:663 BW volgt dat de wetgever beoogd heeft Richtlijn 2001/23/EG getrouw om te zetten. De (van de richtlijn afwijkende) bewoordingen van art. 7:663 BW zijn daarom niet doorslaggevend. Het hof heeft zich terecht niet van een richtlijnconforme interpretatie laten weerhouden door, in lijn met het antwoord van het Hof van Justitie op de door het hof gestelde prejudiciële vraag (zie het Albron-arrest), te oordelen dat het feit dat de cateringmedewerker ten tijde van de overgang van de onderneming waarvoor hij feitelijk werkzaam was, niet bij deze onderneming in dienst was, maar bij een zustermaatschappij, niet in de weg staat aan de toepasselijkheid van art. 7:663 BW. (meer…)

HR 2 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX0348

Een ontbindende voorwaarde, inhoudende dat een arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt op het moment dat de door de werkgever ontvangen loonkostensubsidie op grond van de (toenmalige) ID-regeling vervalt, is niet in strijd met het gesloten stelsel van het ontslagrecht. (meer…)

HR 26 oktober 2012, LJN BW9244 (X/Theodoor Gilissen Bankiers N.V.)

De in art. 7:611 BW neergelegde verplichting van een werknemer om zich als een goed werknemer te gedragen brengt mee dat hij in beginsel tegenover zijn werkgever is gehouden tot discretie en loyaliteit. Dit geldt ook indien de werknemer van mening is dat binnen de organisatie sprake is van een misstand die in het algemeen belang dient te worden bestreden. Het hof is echter ten onrechte niet ingegaan op het betoog van de werknemer dat in dit geval een rechtvaardiging voor het ter beschikking stellen van vertrouwelijke informatie aan een cliënt van de werkgever is gelegen in de interne “compliance”-regels van de werkgever, dan wel in art. 4:88 Wft. (meer…)

HR 28 september 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9867 (X/Sappi Nijmegen B.V.)

De rechter moet bij een matiging van een vordering tot doorbetaling van loon ex art. 6:248 lid 2 BW dezelfde maatstaven hanteren als in de rechtspraak voor de toepassing van art. 7:680a BW zijn ontwikkeld. Noch de duur van de procedure, noch de mate waarin deze is toe te rekenen aan de werknemer, zijn in beginsel omstandigheden die matiging kunnen rechtvaardigen. (meer…)

Cassatieblog.nl