Dossier: Arbeidsrecht


HR 3 februari 2012, LJN ECLI:NL:HR:2012:BS8791

Welk recht is van toepassing op de arbeidsovereenkomst in het geval waarin arbeid uitsluitend en langdurig in Nederland werd verricht, maar waarin alle overige relevante aanknopingfactoren wijzen op verbondenheid met Duitsland? Is dat het Duitse recht op grond van de exceptieclausule aan het slot van art. 6 lid 2 EVO? Of toch – uit oogpunt van werknemersbescherming – het Nederlands recht, zijnde het land waar werknemer gewoonlijk zijn arbeid verricht? De Hoge Raad stelt prejudiciële vragen aan het HvJEU over de uitleg van art. 6 lid 2 EVO. (meer…)

HR 9 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BT6408 (TomTom c.s./X)

Nadat partijen in deze zaak op hoofdlijnen overeenstemming hadden bereikt over de indiensttreding van X als CFO bij TomTom, hebben zij verder onderhandeld over de arbeidsvoorwaarden, met name over de toekenning van een optiepakket aan X. De Hoge Raad laat het oordeel van het hof in stand dat tussen partijen een arbeidsovereenkomst is gesloten die vervolgens eenzijdig door TomTom is beëindigd. Ook blijft het oordeel van het hof overeind dat de opschortende voorwaarde van ondertekening van de arbeidsovereenkomst, die gold voor de toepasselijkheid van een overeengekomen ontslagregeling, gelet op art. 6:23 BW als vervuld heeft te gelden.  (meer…)

HR 9 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BT7500 (Tros/X)

De in art. 1, onder b sub 2°, BBA genoemde criteria – die mede bepalen of sprake is van een “werknemer” in de zin van het BBA – zijn objectief van aard, met uitzondering van het eerste criterium. Bij beoordeling van de vraag of een persoon werknemer is in de zin van die bepaling, wordt dus (bij toepassing van drie van de vier criteria) niet meegewogen wat partijen bij het aangaan van de arbeidsrelatie hebben beoogd. Vereist maar ook voldoende is dat op het moment van beëindiging van de arbeidsverhouding aan deze criteria wordt voldaan. (meer…)

HR 9 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BT7594 (X/Christelijk Gereformeerde Kerk te Zeewolde c.s.)

In een parallelzaak is onherroepelijk beslist over dezelfde rechtsbetrekking als die in dit arrest is beoordeeld. De beslissing in de parallelzaak heeft daarom ingevolge art. 236 lid 1 Rv tussen partijen bindende kracht. Daarom heeft eiser tot cassatie geen belang meer bij de beoordeling van het in de onderhavige zaak aangevoerde middel. (meer…)

HR 11 november 2011, ECLI:NL:HR:2011:BR5215 en ECLI:NL:HR:2011:BR5223

Op 11 november 2011 heeft de Hoge Raad opnieuw twee arresten gewezen over de aansprakelijkheid van de werkgever. De arresten stellen buiten twijfel dat de verzekeringsplicht die uit art. 7:611 BW (goed werkgeverschap) kan voortvloeien, bij de huidige stand van de wetgeving beperkt moet blijven tot ongevallen waarin de bijzondere risico’s van verkeersdeelname aan de orde zijn. Verder kan ook bij structureel gevaarlijk werk geen aansprakelijkheid uit hoofde van goed werkgeverschap worden aangenomen, als de werkgever zijn uit art. 7:658 BW voortvloeiende verplichtingen is nagekomen. Art. 7:658 BW biedt immers geen absolute waarborg voor bescherming van de werknemer. (meer…)

HR 30 september 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ8134

Wanneer een werknemer als gevolg van re-integratie andere (passende) werkzaamheden is gaan verrichten, zonder dat de passende arbeid de bedongen arbeid is geworden, en hij na afloop van de periode van 104 weken opnieuw door ziekte uitvalt, is de werkgever niet gehouden om opnieuw gedurende 104 weken loon door te betalen. Ook art. 6:248 lid 1 BW brengt dat niet mee.

(meer…)

Cassatieblog.nl