Dossier: Erfrecht


HR 16 mei 2025, ECLI:NL:HR:2025:758

De bewindvoerder in een meerderjarigenbewind geldt als wettelijk vertegenwoordiger in de zin van art. 4:193 lid 1 BW. Die bepaling bevat regels over de aanvaarding en verwerping van nalatenschappen. Art. 1:441 BW geeft daarvoor deels andere regels. De Hoge Raad legt uit hoe deze regels zich tot elkaar verhouden. De bewindvoerder moet op grond van art. 4:193 lid 1 BW binnen drie maanden de in dat artikellid bedoelde verklaring omtrent de nalatenschap afleggen. Op grond van art. 1:441 lid 5 BW kan hij de nalatenschap met instemming van de rechthebbende ook zuiver aanvaarden. De bewindvoerder is, na machtiging door de kantonrechter, met uitsluiting van de rechthebbende bevoegd tot verwerping van de nalatenschap. Legt de bewindvoerder niet binnen de termijn van drie maanden een verklaring af, dan geldt de nalatenschap als beneficiair aanvaard.

(meer…)

HR 25 april 2025, ECLI:NL:HR:2025:662

Bij onenigheid tussen de vereffenaars kan de kantonrechter de werkzaamheden en bevoegdheden van de vereffenaars anders verdelen. Het is niet zo dat de kantonrechter dat slechts in een afzonderlijke, daartoe strekkende procedure kan doen.

Uit de wet volgt niet dat een verzoek tot opheffing van de vereffening pas toewijsbaar is nadat is voldaan aan de verplichting om een boedelbeschrijving op te maken. Als wel een boedelbeschrijving is opgemaakt, maar dat niet door de vereffenaars samen is gedaan, kan aan die boedelbeschrijving toch betekenis toekomen bij de beoordeling van de toewijsbaarheid van het verzoek tot opheffing van de vereffening. (meer…)

HR 21 maart 2025, ECLI:NL:HR:2025:437

In een zaak over de vraag of een verdelings- en overnamebeding in een vof-akte kwalificeert als een gift, beslist de Hoge Raad dat het hof Den Haag meermaals buiten het partijdebat is getreden. (meer…)

HR 4 april 2025, ECLI:NL:HR:2025:511

Cassatie in belang der wet. De kantonrechter is bevoegd om te oordelen over een aanspraak op de voet van  art. 4:29 en 4:30 BW, tot veroordeling van erfgenamen (of overige rechthebbenden) tot het verlenen van medewerking aan de vestiging van een vruchtgebruik op de woning en de inboedel respectievelijk op andere goederen van de nalatenschap ten behoeve van de echtgenoot van de erflater. Het gaat om een verzoekschriftprocedure. (meer…)

HR 6 december 2024, ECLI:NL:HR:2024:1797

Art. 4:3 lid 1 aanhef en onder a BW bepaalt dat onwaardig is om uit een nalatenschap voordeel te trekken: hij die onherroepelijk is veroordeeld ter zake dat hij de overledene heeft omgebracht. Een uitspraak van de strafrechter waarin is bewezenverklaard dat de verdachte het feit heeft begaan, maar waarin de verdachte is ontslagen van rechtsvervolging vanwege een strafuitsluitingsgrond, is niet zo een veroordeling. De uitspraak van het EHRM in de zaak Velcea et Mazăre/Roemenië kan niet meebrengen dat de voorwaarde van een strafrechtelijke veroordeling in dit geval niet onverkort wordt gehandhaafd. De feiten laten echter geen ander oordeel toe dan dat het in dit geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat de man aanspraak heeft op de nalatenschap van zijn door hem om het leven gebrachte echtgenote. (meer…)

Hoge Raad 6 december 2024, ECLI:NL:HR:2024:1797

Een man heeft zijn vrouw opzettelijk om het leven gebracht, maar is daarvoor ontoerekeningsvatbaar verklaard. Kan hij in dat geval van haar erven? De Hoge Raad beantwoordt die vraag ontkennend. Hoewel de man niet van rechtswege onwaardig is om te erven (art. 4:3 BW), staan de redelijkheid en billijkheid (art. 6:2 lid 2 BW) er in dit geval aan in de weg dat hij aanspraak maakt op de nalatenschap van de vrouw. Hidde Volberda bespreekt het arrest.

Cassatievlog #117 is ook in podcast vorm beschikbaar. Beluister hier de podcast of via uw favoriete podcastkanaal.

Cassatieblog.nl