Dossier: Financieel recht


HR 27 november 2020, ECLI:NL:HR:2020:1892

Een abstracte bankgarantie is niet ten onrechte getrokken als later blijkt dat de begunstigde een grotere betalingsverplichting heeft jegens de partij die de bankgarantie had laten stellen. De begunstigde hoeft het uit de bankgarantie ontvangen bedrag dan ook niet als onverschuldigd betaald terug te betalen.  (meer…)

HR 19 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1078

(i) Het verweer dat het hof ten onrechte causaal verband heeft aangenomen tussen het niet doorstorten van een bedrag op of na 18 december 2012 naar de rekening van G bij de bank en de schade van de bank kan niet voor het eerst in cassatie worden gevoerd;

(ii) Op een stichting derdengelden rust niet de verplichting actief te onderzoeken of op haar bankrekening binnenkomende bedragen kunnen worden aangemerkt als derdengelden. Zij mag in beginsel ervan uitgaan dat dit het geval is, behoudens reden tot twijfel op grond van bijvoorbeeld de betalingsomschrijving of het ontbreken daarvan. (meer…)

HR 24 april 2020 ECLI:NL:HR:2020:809

Om te kunnen kwalificeren als ‘order’ dient een aanvraagformulier voor een effectenleaseovereenkomst in ieder geval zodanige gegevens te bevatten dat daarop – zo nodig in samenhang met overige door partijen gewisselde gegevens – een specifieke transactie in bepaalde effecten kan worden gebaseerd. Of aan kwalificatie als ‘order’ in de weg staat dat de transacties pas zullen worden uitgevoerd, of pas definitief voor rekening van de cliënt komen, als de cliënt de daartoe strekkende effectenleaseovereenkomst heeft getekend en teruggezonden is uit de tekst van de Richtlijn Beleggingsdiensten en de MiFID en uit de rechtspraak van het HvJEU niet met voldoende zekerheid af te leiden. Het is uiteindelijk aan het HvJEU om deze vraag te beantwoorden. (meer…)

HR 24 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:810

(i) Een door een echtgenoot ingestelde rechtsvorderingen tot (terugbetaling vanwege) vernietiging van een effectenleaseovereenkomst is niet op grond van art. 3:171 BW ingesteld ten behoeve van de gezamenlijke echtgenoten. Daarop gegeven onherroepelijke beslissingen hebben dan ook niet uit dien hoofde bindende kracht jegens beide echtgenoten;
(ii) Een onherroepelijke beslissing over het beroep op art. 1:89 lid 1 BW in een procedure waarin slechts een echtgenoot als procespartij is opgetreden heeft niet op de voet van art. 236 Rv gezag van gewijsde jegens de andere echtgenoot. De strekking van de art. 1:88 BW en 1:89 BW brengt echter wel mee dat met een onherroepelijke beslissing over het beroep op vernietiging in een procedure tussen de niet handelende echtgenoot en de wederpartij, ook tussen de handelende echtgenoot en de wederpartij vaststaat of de vernietiging rechtsgeldig was. Als de niet handelende echtgenoot geen partij was in de eerdere procedure kan de wederpartij jegens hem of haar daarentegen niet het gezag van gewijsde van de eerdere uitspraak inroepen. (meer…)

HR 3 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:600 

De vertrouwelijkheid van met een advocaat of notaris uitgewisselde informatie kan voor de rechtspersoon een gegronde reden opleveren om geen inzage te geven in stukken die de onderzoekers nodig achten voor het onderzoek. De rechtspersoon kan zich ook op die vertrouwelijkheid beroepen indien de geheimhouder zich niet op een verschoningsrecht beroept. (meer…)

HR 3 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:478 en ECLI:NL:HR:2020:479

Voor de bevoegdheid om een concernenquête te verzoeken, is vereist dat de vennootschap ten aanzien waarvan is voldaan aan de kapitaaleis en de rechtspersoon waarop het enquêteverzoek mede betrekking heeft, in een groep met elkaar zijn verbonden. Daarnaast is vereist dat eerstgenoemde vennootschap het beleid of de gang van zaken van laatstgenoemde rechtspersoon ten aanzien van de onderwerpen die aan het enquêteverzoek ten grondslag zijn gelegd, mede heeft bepaald. (meer…)

Cassatieblog.nl