Dossier: Mededingingsrecht


HR 8 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1483 (TenneT c.s. / ABB c.s.)

Bij de beoordeling van een doorberekeningsverweer als hier aan de orde maakt het volgens de Hoge Raad in beginsel niet uit of de benadering van de directe schade of die van de voordeelstoerekening wordt gevolgd. Dat oordeel wordt gegeven nadat de Hoge Raad de eisen in het kader van voordeelstoerekening bij dit verweer heeft vereenvoudigd. (meer…)

HR 27 mei 2016, ECLI:NL:HR:2016:994 (Commerz Nederland N.V. / Havenbedrijf Rotterdam N.V.)

Voor beantwoording van de vraag of een garantieverlening door een openbaar bedrijf aan de overheid kan worden toegerekend is bepalend of uit het gehele samenstel van aanwijzingen kan worden afgeleid dat de overheid in het concrete geval wel of niet bij het verlenen van de garanties betrokken was. Voor die betrokkenheid is in elk geval niet voldoende dat een door de overheid gecontroleerd openbaar bedrijf die garanties heeft verleend. (meer…)

HR 24 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:149 (NVM / Veerman q.q.)

Het feit dat een besluit van een ondernemersvereniging mededingingbeperkende gevolgen heeft op een andere markt dan die waarop de leden van de vereniging zelf economisch actief zijn, staat niet in de weg aan de conclusie dat het besluit verboden is wegens strijd is met art. 6 Mw. (meer…)

HR 20 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2123 (BP/[X] c.s)

(1) Bij de toetsing van de toelaatbaarheid van een met andere overeenkomsten samenhangend exclusief afnamebeding moet worden nagegaan in hoeverre die overeenkomst samen met andere overeenkomsten van invloed is op de toegankelijkheid van de betrokken markt en in hoeverre de door de betrokken leverancier gesloten overeenkomsten bijdragen tot het cumulatieve effect dat van die overeenkomsten uitgaat.
(2) Ook conversie (art. 3:42 BW) van overeenkomsten die de mededinging weliswaar niet naar strekking verhinderen, beperken of vervalsen, maar die dit wel tot gevolg hebben, is onverenigbaar met art. 6 lid 2 Mw.
(3) Het hof heeft geen rechtsregel miskend door te oordelen dat de nietigheid van het afnamebeding slechts partiële werking heeft (art. 3:41 BW). (meer…)

HR 25 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA3745

(1) Een exclusief afnamebeding kan als doelbeperking in de zin van art. 6 lid 1 Mededingingswet worden beschouwd als daaraan geen door de leverancier verstrekte financiële of economische voordelen voor de afnemer zijn verbonden. Onder die omstandigheden is een dergelijk beding niet op een lijn te stellen met de jurisprudentie van het Hof van Justitie EU waarin ten aanzien van exclusieve afnamebedingen werd geoordeeld dat zij niet tot doel hebben de mededinging merkbaar te beperken (en daarom niet van rechtswege nietig zijn). (2) Art. 6:260 lid 5 BW dient de rechtszekerheid voor derden. Gelet op die ratio is een verklaring voor recht dat een beding in een in de openbare registers ingeschreven overeenkomst nietig is een rechtsfeit dat op de voet van deze bepaling in de openbare registers kan worden ingeschreven. (meer…)

HR 14 juni 2013, LJN BZ4163 (Auping/Beverslaap)

In het licht van de maatstaven geformuleerd in het arrest De Ronde Venen/Stedin geeft het oordeel van het hof dat sprake moet zijn van een voldoende zwaarwegende grond voor opzegging in dit geval, gelet op de bijzonderheden daarvan, blijk van een onjuiste rechtsopvatting. (meer…)

Cassatieblog.nl