Dossier: Overheidsrecht


HR 20 januari 2017, ECLI:NL:HR:2017:58 (CBR/verweerders)

De beslissingen van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) op grond van de Wegenverkeerswet 1994 en het Reglement rijbewijzen over (onder meer) het opleggen van een alcoholslotprogramma leveren een besluit op als bedoeld in de Awb, waarvan op grond van die wet bezwaar en beroep openstaan. De burgerlijke rechter dient degene die bij hem opkomt tegen dergelijke beslissingen dan ook niet-ontvankelijk te verklaren, tenzij de rechtsbescherming terzake bij de bestuursrechter tekortschiet. (meer…)

HR 6 januari 2017, ECLI:NL:HR:2017:18 (UWV/verweerder)

In die gevallen waarin het causaal verband tussen een onrechtmatig besluit van een bestuursorgaan en schade niet afhankelijk is van een nieuw besluit van dat bestuursorgaan, dient het bestaan van het causaal verband te worden beoordeeld aan de hand van de maatstaf hoe het bestuursorgaan zou hebben gehandeld of beslist indien het dat onrechtmatige besluit niet zou hebben genomen. (meer…)

HR 16 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2888

De Staat heeft door het invoeren van het verbod op het houden en (doen) doden van pelsdieren voor de productie van bont geen ongerechtvaardigde inbreuk gemaakt op het door artikel 1 Eerste Protocol bij het EVRM gewaarborgde recht op eigendom van de nertsenhouders. (meer…)

HR 16 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2890

Art. 1 lid 1, aanhef en sub b, Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (Wmcz) biedt geen ruimte om binnen een “instelling” als bedoeld onder 1° (instelling in de zin van de Wet toelating zorginstellingen), tot op zekere hoogte zelfstandig functionerende organisatorische verbanden (eveneens) aan te merken als afzonderlijke “instellingen” op de grond dat zij voldoen aan de omschrijving van hetzelfde artikel onder 2° (kort: in de maatschappij optredende zelfstandige eenheid). (meer…)

HR 2 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2756

In een procedure betreffende overschrijding van de redelijke termijn voor berechting blijft de regel van art. 237 Rv, dat de in het ongelijk gestelde partij in de kosten wordt veroordeeld, van toepassing. (meer…)

HR 30 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2213

Of van uitlatingen van de Staat een onjuist of misleidend signaal uitgaat of te duchten is in de zin van art. 5:58 lid 1 sub d Wft (oud), wordt beoordeeld aan de hand van de ‘maatman-belegger’ (vgl. HR 27 november 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH2162, NJ 2014/2011 (World Online)). Het oordeel van het hof dat van de informatieverstrekking door de Staat tijdens de reddingsoperatie van Fortis geen onjuist of misleidend signaal uitging wordt door de Hoge Raad in stand gelaten. (meer…)

Cassatieblog.nl