Dossier: Personen- en familierecht


HR 20 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2058

Het samenwonen met een gehuwde partner valt niet onder het bereik van art. 1:160 BW. De omstandigheid dat het huwelijk van de nieuwe partner in stand wordt gehouden om de alimentatieaanspraak te behouden, maakt dat niet anders. Het grievende karakter van nieuwe relatie van de alimentatiegerechtigde is geen omstandigheid die maakt dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om van de gewezen echtgenoot een (volledige) bijdrage in het levensonderhoud te verlangen. (meer…)

HR 13 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:1884

Door de hoogte van de kinderalimentatie op een bepaald bedrag te bepalen, zonder daarbij kenbaar de behoefte van het kind en de draagkracht van de man te hebben vastgesteld, heeft het hof onvoldoende inzicht gegeven in de gedachtegang die ten grondslag ligt aan het vastgestelde alimentatiebedrag. Daardoor kan niet worden beoordeeld of dit bedrag voldoet aan de wettelijke maatstaven (art. 1:397 BW Sint Maarten). (meer…)

HR 15 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1246

Het uitzonderlijke en onherroepelijke karakter van de in art. 1:160 BW besloten liggende sanctie, namelijk dat een ex-partner niet langer verplicht is levensonderhoud te verschaffen indien zijn of haar ex-echtgenoot met een ander ‘samenwoont als waren zij gehuwd’, vergt dat deze bepaling restrictief wordt uitgelegd. Niet te snel mag worden aangenomen dat is voldaan aan de door deze bepaling gestelde eisen voor de beëindiging van de verplichting levensonderhoud te verschaffen. (meer…)

HR 1 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1084

In familiezaken betreffende minderjarigen dient de minderjarige van twaalf jaren of ouder in beginsel in de gelegenheid te worden gesteld zijn mening kenbaar te maken (art. 809 Rv). Dit geldt ook indien het horen van de minderjarige naar het oordeel van de rechter niet tot een andere beslissing zal leiden. (meer…)

HR 4 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA3757

De Litouwse rechter heeft in zijn voorlopige maatregel, waarin de rechter op verzoek van de vader de ‘temporary place of residence’ van zijn zoon aan hem toekent, niet ondubbelzinnig gemotiveerd dat hij zijn bevoegdheid tot het nemen van deze maatregel heeft gebaseerd op één van de gronden als genoemd in art. 8 tot en met 14 Brussel II-bis. Daarom komt deze beslissing niet voor erkenning en tenuitvoerlegging in Nederland in aanmerking. (meer…)

HR 4 oktober 2013, ECLI:NL:2013:847

(1) Het in art. 1:247 BW neergelegde uitgangspunt van gelijkwaardigheid van de beide ouders en de wenselijkheid van een in beginsel gelijke verdeling van zorg- en opvoedingstaken verzet zich niet tegen een door de rechter, op de voet van art. 1:253a BW, in het belang van de minderjarige te geven vervangende toestemming voor een verhuizing van de minderjarige naar het buitenland met de ouder bij wie de minderjarige zijn hoofdverblijfplaats heeft.
(2) Voor verbetering van een kennelijke fout op de voet van art. 31 Rv is vereist dat voor partijen en derden direct duidelijk is dat van een vergissing sprake is. (meer…)

Cassatieblog.nl