Dossier: Personen- en familierecht


HR 9 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BU2834

Als een kind beweerdelijk ongeoorloofd is overgebracht vanuit een verdragsluitende staat waar het zijn gewone verblijfplaats heeft naar een andere verdragsluitende staat, of in die andere staat wordt vastgehouden, kan een verzoek tot teruggeleiding, gebaseerd op het Haags Kinderontvoeringsverdrag (HKOV), slechts worden ingediend bij de rechter van de staat waar het kind zich bevindt. (meer…)

HR 2 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BU6591

Vordering uit omzetting niet uitgevoerd periodiek verrekenbeding in finaal verrekenbeding ex art. 1:141 BW ontstaat in beginsel op tijdstip van indiening verzoek tot echtscheiding en is vanaf dat moment opeisbaar in zin van art. 6:81 BW. Als huwelijkse voorwaarden een termijn bevatten voor nakoming van de periodieke verrekenplicht, treedt het verzuim terzake niet nakoming van de vordering ex art. 1:141 lid 1 BW op grond van art. 6:83 sub a BW aanstonds in. Tijdstip indiening verzoek tot echtscheiding is ook tijdstip waarop verjaringstermijn ex art. 3:313 BW gaat lopen. De Hoge Raad komt in zoverre terug van zijn uitspraak van 6 december 2002,  ECLI:NL:HR:2002:AE9241. (meer…)

HR 2 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ8095

Wanneer de alimentatierechter vaststelt dat de eerder bepaalde alimentatie vanwege een wijziging van omstandigheden naar beneden bijgesteld moet worden, bestaat er geen reden voor behoedzaam gebruik van de bevoegdheid om de gewijzigde alimentatie te laten ingaan op een vóór zijn uitspraak gelegen datum, indien de alimentatieplichtige over het verleden nauwelijks aan zijn alimentatieverplichting heeft voldaan en inmiddels een aanzienlijke betalingsachterstand heeft opgelopen, terwijl niet gesteld is dat de alimentatiegerechtigde door wijziging met terugwerkende kracht ingrijpende gevolgen zal ondervinden. (meer…)

HR 18 november 2011, ECLI:NL:HYR:2011:BU4937

De rechterlijke bevoegdheid om het in een schuldsanering vrij te laten bedrag (VTLB) te verhogen (art. 295 lid 3 Fw) is een discretionaire bevoegdheid. Daarmee strookt niet dat rechters-commissarissen stelselmatig en zonder inachtneming van de omstandigheden van het geval het VTLB verhogen indien op de saniet een onderhoudsverplichting jegens minderjarigen rust. Richtlijn ‘4.7.2 Kinderalimentatie’ van het Rapport Alimentatienormen 2010 berust wel op die aanname en is daarom onverenigbaar met art. 295 lid 3 Fw. (meer…)

HR 4 november 2011, ECLI:NL:HR:2011:BR5310 en ECLI:NL:HR:2011:BU3271

Bij de vaststelling van (kinder)alimentatie heeft de feitenrechter een grote vrijheid, die bovendien gepaard gaat met (zeer) lage motiveringseisen. Cassatieklachten over die vaststelling zullen daarom doorgaans niet snel slagen. Op 4 november 2011 heeft de Hoge Raad echter twee uitspraken met betrekking tot de vaststelling van kinderalimentatie vernietigd. In het eerste geval achtte de Hoge Raad het onbegrijpelijk dat de door het hof vastgestelde verlaging van de alimentatie met terugwerkende kracht geen ingrijpende gevolgen voor de vrouw zou hebben. In het tweede geval was sprake van een kennelijke rekenfout van het hof bij de vaststelling van de alimentatie. (meer…)

HR 14 oktober 2011, ECLI:NL:HR:2011:BR5151 (X./Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant)

Een ouder die opkomt tegen een machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarig kind (art. 1:261 lid 1 BW) behoudt een rechtens relevant belang om de rechtmatigheid daarvan te laten toetsen. Een machtiging tot uithuisplaatsing bij de met het gezag belaste ouder bij wie de minderjarige niet zijn hoofdverblijf heeft, is niet in strijd met het recht. (meer…)

Cassatieblog.nl