Dossier: Prejudiciële vragen Hoge Raad


HR 30 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3197

Antwoord op prejudiciële vragen. Ook in geval van rechtsovergang onder algemene titel ingevolge een juridische fusie (art. 2:309 BW) rust op de verkrijgende rechtspersoon de verplichting (ex art. 431a Rv) tot betekening van de overgang van de executiebevoegdheid. Niet-naleving van dit voorschrift leidt niet tot nietigheid van na de rechtsovergang verrichte executiehandelingen, indien deze overgang schriftelijk of elektronisch is meegedeeld aan de geëxecuteerde, met afschrift aan de betrokken deurwaarder, tenzij de geëxecuteerde door de niet-naleving onredelijk in zijn door art. 431a Rv beschermde belangen is geschaad. (meer…)

HR 9 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3018 (X/Dexia)

Ook de verjaring van de bevoegdheid tot het uitbrengen van een buitengerechtelijke verklaring tot vernietiging wordt gestuit door een collectieve vordering in de zin van art. 3:305a BW. Een buitengerechtelijke verklaring die wordt uitgebracht voor het tijdstip waarop de in art. 3:316 lid 2 BW bedoelde termijn van zes maanden is verstreken, is tijdig uitgebracht. (meer…)

HR 16 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3099 (Duinzigt / X)

Hoge Raad beantwoordt prejudiciële vragen over zgn. verbod op dubbele bemiddelingskosten ex art. 7:427 jo. 414 lid 4 BW. Indien een bemiddelingsbureau voor woonruimte een woning, die door een verhuurder wordt aangeboden, om niet op zijn website plaatst, is in beginsel sprake van een bemiddelingsovereenkomst tussen bemiddelingsbureau en verhuurder. Op die overeenkomst is de regeling van artikel 7:427 jo. 414 lid 4 BW van toepassing, zodat aan de consument-huurder in dat geval geen bemiddelingskosten in rekening mogen worden gebracht. (meer…)

HR 9 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3011

Het kindgebonden budget en de daarvan deel uitmakende alleenstaande ouderkop dienen niet in aanmerking te worden genomen bij de bepaling van de behoefte van het kind, maar bij de berekening van de draagkracht van de ouder die het kindgebonden budget ontvangt. (meer…)

Conclusie P-G 4 september 2015, ECLI:NL:PHR:2015:1711

Bij de Hoge Raad is een prejudiciële procedure aanhangig over de vraag, of bij de berekening van kinderalimentatie het kindgebonden budget  en de daarvan deel uitmakende zgn. alleenstaande-ouderkop in mindering moet worden gebracht op de behoefte van het kind, dan wel in aanmerking moet worden genomen bij de draagkracht van de ouder die het budget ontvangt. Een vraag waarover zowel in de juridische als niet-juridische media veel te doen is geweest. (meer…)

HR 10 juli 2015, ECLI:NL:HR:2015:1868

(1) Het begrip “kosten” in art. 6:44 BW omvat ook buitengerechtelijke incassokosten. (2) De rechter mag ook in een rechtsverhouding tussen professionele partijen de bedongen buitengerechtelijke incassokosten matigen (art. 242 Rv) en (3) mag dit doen conform de BIK-staffel (art. 2 BIK), indien niet aannemelijk wordt gemaakt dat de werkelijke kosten hoger zijn. (4) De rechter is niet verplicht zich te richten naar het gebruikelijke incassopercentage in de branche. (5) Het door de schuldeiser zelf aan zijn rechtsbijstandverlener verschuldigde incassotarief mag in aanmerking worden genomen bij de matigingsbeslissing. Uitgangspunt is echter dat de kosten redelijk moeten zijn jegens de schuldenaar.  (meer…)

Cassatieblog.nl