Dossier: Proces- en beslagrecht


HR 13 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV2629 (X/mr. Tiethof q.q.)

Indien de bij een rechtshandeling betrokken partijen berusten in de buitengerechtelijke vernietiging daarvan, geldt ten opzichte van een derde het vermoeden dat deze vernietigingsverklaring effect heeft gehad. Het ligt op de weg van de derde om dit vermoeden te ontzenuwen. Derdenbeslag onder de schuldenaar ten laste van zijn schuldeiser levert in beginsel schuldeisersverzuim op. Was de schuldenaar ten tijde van de beslaglegging reeds in verzuim, dan ligt het echter op zijn weg om aan te tonen dat hij wel in staat en bereid was zijn verbintenis te voldoen, maar daartoe uitsluitend door het derdenbeslag werd verhinderd. (meer…)

HR 13 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW1999 (Stichting Mothers of Srebrenica c.s./Staat en Verenigde Naties)

De immuniteit die aan de Verenigde Naties (VN) is verleend, is absoluut. Het handhaven daarvan behoort tot de verplichtingen van de leden van de VN die ingevolge art. 103 van het VN-Handvest in geval van strijdigheid voorrang hebben boven verplichtingen krachtens andere internationale overeenkomsten. Uit de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof (IGH) van 3 februari 2012 volgt dat ook de bijzondere ernst van de verwijten die in dit geval aan de VN worden gemaakt (te weten het niet voorkomen van de genocide die na de val van de enclave Srebrenica door de Bosnische Serviërs is gepleegd), niet kan meebrengen dat aan de VN in deze procedure geen immuniteit toekomt. (meer…)

HR 13 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV5549 (Palu di Mangel/Korpodeko)

Een onjuiste beslissing ten aanzien van de vraag of het griffierecht tijdig is betaald, is geen fout die zich leent voor eenvoudig herstel in de zin van art. 66 Rv Curaçao (art. 31 Rv NL).  (meer…)

HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV1522 (Al Rafidain Bank/Solvochem-Holland)

Uit de acceptatie van de getrokken wissels kon het hof afleiden dat de bank deze in overeenstemming achtte met de voorwaarden van het documentairkrediet en de verschuldigdheid van de bedragen onder het accreditief heeft erkend. Het oordeel van het hof dat in de verhouding tussen een bank en een begunstigde uit hoofde van documentair accreditief de openende bank geldt als de partij die de kenmerkende prestatie verricht, getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting (vgl. ECLI:NL:HR:2012:BV1523). Over de juistheid van toepassing van het Iraaks verjaringsrecht kan in cassatie niet worden geklaagd. (meer…)

HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV1523 (Rasheed Bank/SolvochemHolland)

Van stilzwijgende rechtskeuze kan slechts sprake zijn als deze blijkt uit concrete omstandigheden die erop wijzen dat partijen deze keuze gewild hebben. Het oordeel van het hof dat in de verhouding tussen een bank en een begunstigde uit hoofde van documentair accreditief de openende bank geldt als de partij die de kenmerkende prestatie verricht in de zin van het commune IPR inzake het toepasselijk recht op overeenkomsten, getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting. (meer…)

HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV3403 (X c.s./Karadzic)

Een procespartij mag niet worden gedwongen als getuige een verklaring af te leggen (art. 173 lid 1 Rv). Dit brengt mee dat aan een weigerachtige partijgetuige geen dwangsom kan worden opgelegd om hem alsnog tot het afleggen van een verklaring te bewegen. (meer…)

Cassatieblog.nl