Dossier: Proces- en beslagrecht


HR 20 mei 2016, ECLI:NL:HR:2016:921

Het oordeel van de rechter dat sprake was van samenwonen als waren zij gehuwd (art. 1:160 BW) is niet vatbaar voor wijziging op de voet van art. 1:401 BW. Met betrekking tot dit oordeel geldt dus niet de voor alimentatiezaken aanvaarde regel dat de rechter de zaak na vernietiging en verwijzing in volle omvang moet beoordelen met in achtneming van alle op dat moment bestaande omstandigheden (zoals in casu het gegeven dat de eerdere samenwoning inmiddels weer is beëindigd). Het uitzonderlijke en onherroepelijke karakter van de uit art. 1:160 BW voorvloeiende sanctie doet daaraan niet af. (meer…)

HR 13 mei 2016, ECLI:NL:HR:2016:853

Doorgaans slaan we uitspraken die met verkorte motivering (art. 81 RO) worden afgedaan op dit blog over. Soms is het aardig er toch op een te wijzen. In dit cassatieberoep is een aspect van de vrije advocaatkeuze aan de orde gesteld (vergelijk over vrije advocaatkeuze eerder CB 2013-188, CB 2014-48 en CB 2016-67). Betekent die vrije keuze dat een burger die op basis van een toevoeging procedeert zijn eigen advocaat mag kiezen? Wat is in dat verband de betekenis van de eisen die de Raad voor rechtsbijstand stelt aan advocaten die werkzaam zijn op bepaalde rechtsgebieden? (meer…)

HR 13 mei 2016, ECLI:NL:HR:2016:848 (Benu Nederland B.V. / verweersters)

De mogelijkheid om tegenbewijs (art. 151 Rv) te leveren tegen een notariële akte inhoudende een partij-verklaring (art. 157 lid 2 Rv) is niet beperkt tot de stelling dat ten overstaan van de notaris anders is verklaard dan in de akte is opgenomen. Het tegenbewijs kan ook betrekking hebben op de stelling dat de in de akte opgenomen verklaring niet overeenstemt met de werkelijkheid.  (meer…)

HR 22 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:723

Vernietiging van het oordeel dat de vrouw voor de helft draagplichtig is voor door de man gemaakte advocaatkosten. Mede gelet op het feit dat proceskosten in procedures van familierechtelijke aard plegen te worden gecompenseerd, heeft het hof zijn oordeel dat geen termen aanwezig zijn om op grond van beginselen van redelijkheid en billijkheid af te wijken van de hoofdregel van art. 1:100 BW inzake gemeenschapsschulden onvoldoende gemotiveerd.  (meer…)

HR 22 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:727

Nu verzoekster in eerste aanleg niet werd bijgestaan door een advocaat en niet is gebleken dat haar is medegedeeld wanneer zij telefonisch naar de uitspraak kon informeren, is sprake van een verzuim van de rechtbank als gevolg waarvan verzoekster niet hoefde te weten dat de rechtbank op 8 juli 2015 uitspraak had gedaan. Het hof had daarom moeten onderzoeken of de uitspraak van de rechtbank als gevolg van een niet aan verzoekster toe te rekenen fout of verzuim pas na afloop van de beroepstermijn aan haar is toegezonden of verstrekt (Vgl. HR 11 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1682, CB 2014-129).  (meer…)

HR 8 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:606

Bij overschrijding van de eenmalige termijn op grond van het Pilotreglement van het hof Amsterdam moet de door de goede procesorde vereiste belangenafweging leiden tot het verlenen van een termijn van veertien dagen om het verzuim te herstellen. De rolraadsheer moet deze afweging ambtshalve maken, op het moment dat hij constateert dat niet op de eerste daartoe bepaalde datum van grieven is gediend, ook als appellant niet heeft verzocht om alsnog van grieven te mogen dienen.  (meer…)

Cassatieblog.nl