Selecteer een pagina

Dossier: Proces- en beslagrecht


HR 7 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:525

Antwoord op prejudiciële vragen over procespositie beschermingsbewindvoerder. Uitgangspunt is dat bewindvoerder in een procedure waarin de rechthebbende zelf gedagvaard is, als formele procespartij kan verschijnen. Indien de wederpartij van de rechthebbende bekend is met het bewind of had behoren te zijn, dient de bewindvoerder en niet de rechthebbende in rechte te worden betrokken. Rechtsmiddelen dienen eveneens door of tegen de bewindvoerder te worden ingesteld. De rechten uit een huurovereenkomst waarbij de rechthebbende voor de onderbewindstelling partij is geworden zijn aan te merken als goederen in de zin van art. 1:431 lid 1 BW. (meer…)

HR 28 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:440 (Eiseres/KBC)

(1) Indien een pandhouder het verpande goed verkoopt als beslaglegger zonder melding te maken van zijn pandrecht, geldt dat pandrecht als vervallen in de zin van art. 480 lid 1 Rv. Art. 3:248 lid 3 BW is op deze situatie niet van toepassing. (2) Voor het antwoord op de vraag of een te water gelaten casco van een schip voor de toepassing van art. 8:784 lid 1 BW moet worden aangemerkt als een in aanbouw zijnd binnenschip dan wel als een afgebouwd binnenschip, is niet van belang op welke wijze art. 8:1 BW het begrip schip omschrijft. (meer…)

Vordering tot cassatie in het belang der wet, 14 februari 2014 (ECLI:NL:PRH:2014:71)

A-G Hammerstein heeft via een vordering tot cassatie in het belang der wet de Hoge Raad de vraag voorgelegd of vakantiegeld valt onder het maandelijkse loonbeslag voor zover het maandinkomen vanwege het vakantiegeld de beslagvrije voet te boven gaat, ongeacht of het in eerdere maanden ontvangen inkomen per maand minder bedroeg dan de beslagvrije ruimte. (meer…)

HR 21 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:413

Uitgangspunt is dat rechtsmiddeltermijnen van openbare orde zijn en door de rechter ambtshalve moeten worden toegepast. In het belang van een goede rechtspleging moet duidelijkheid bestaan over het tijdstip waarop een termijn voor het aanwenden van een rechtsmiddel aanvangt en eindigt, en moet aan rechtsmiddeltermijnen strikt de hand worden gehouden. Noch de belangen van partijen, noch een relatief geringe termijnoverschrijding, noch deze omstandigheden tezamen, rechtvaardigen dat een uitzondering wordt gemaakt op de strikte regels inzake rechtsmiddeltermijnen. (meer…)

HR 17 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:98 (X / Unitco B.V.)

Voor het in hoger beroep handhaven van een faillissement is vereist dat ook ten tijde van de appelprocedure het bestaan van steunvorderingen summierlijk is gebleken. De opvatting dat deze pluraliteit van schuldeisers in een uitgesproken faillissement moet worden aangenomen, tenzij het tegendeel aannemelijk is gemaakt, is dus onjuist. Het (laten) betalen van steunvorderingen in een faillissementssituatie is niet zonder meer ontoelaatbaar en levert geen doorbreking op van de paritas creditorum. (meer…)

HR 31 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:214 (New India/Verweerder)

De werking van de positieve zijde van de devolutieve werking van het hoger beroep is in het procesrecht van Aruba, Curaçao, Sint Maarten, en Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: het Caribische procesrecht) niet wezenlijk anders dan in Nederland. (meer…)

Cassatieblog.nl