Selecteer een pagina

Dossier: Proces- en beslagrecht


HR 20 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2122 (Curator Favini Meerssen/Favini RE) en ECLI:NL:HR:2013:2133 (Curatoren Favini Apeldoorn/Favini RE)

Een splitsing als bedoeld in art. 2:334a BW kan niet worden vernietigd op de voet van art. 42 Fw, omdat dit een onaanvaardbare doorkruising zou opleveren van de specifieke regeling van vernietiging van art. 2:334u BW. Op de vernietiging van een splitsing als bedoeld in art. 2:334a BW is de regeling van art. 2:334u BW dan ook exclusief van toepassing. De curator die meent dat de boedel als gevolg van een splitsing is benadeeld, kan onder omstandigheden (mede) een vordering tot schadevergoeding uit onrechtmatige daad instellen. (meer…)

HR 20 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2109

Als op de voet van art. 1:401 BW wordt verzocht om wijziging van een rechterlijke uitspraak over partneralimentatie, dan is de rechter gehouden de hoogte van de alimentatie opnieuw te beoordelen, mits zich één van de in art. 1:401 BW genoemde gronden voor wijziging van de alimentatie voordoet. Het gezag van gewijsde van de eerdere uitspraak staat daaraan niet in de weg, ook niet als het een uitspraak betreft op een eerder verzoek waarbij de verzoeker om hetzelfde verzocht, maar onvoldoende gegevens had overgelegd om te staven dat sprake was van de gewijzigde omstandigheden waarop hij zijn vordering baseerde. (meer…)

HR 13 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:1881 (Montis/Verweerster)

(1) De Hoge Raad komt terug van HR 9 januari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AN7324, NJ 2005/222: herstel van een onjuiste partijaanduiding in een dagvaarding waarbij een rechtsmiddel is ingesteld is mogelijk, tenzij de wederpartij stelt en bij betwisting aannemelijk maakt dat zij daardoor onredelijk in haar belangen wordt geschaad. Is de wederpartij niet verschenen, dan beveelt de rechter dat zij zal worden opgeroepen teneinde zich over het verzoek tot wijziging van de partijaanduiding uit te laten.
(2) De Hoge Raad stelt prejudiciële vragen aan het Benelux-Gerechtshof over de overgangsrechtelijke gevolgen van het vervallen per 1 december 2003 van het vereiste van een instandhoudingsverklaring van art. 21 lid 3 (oud) BTMW. (meer…)

HR 6 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:1613 (Makro c.s./Diesel)

Als een licentienemer een contractsbepaling schendt die ertoe strekt de merkhouder in staat te stellen de kwaliteit van de gemerkte waren te controleren, brengt het Copad-arrest van het Hof van Justitie mee dat geen sprake is van toestemming van de merkhouder voor het op de markt brengen van deze waren in de zin van artikel 7 lid 1 Merkenrichtlijn. (meer…)

HR 29 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA3762 (Mr. Roeffen q.q./Jaya B.V.)

Het bewijsvermoeden terzake van wetenschap van benadeling ex art. 43 lid 1, aanhef en sub 2 Fw mag niet ruim worden uitgelegd en ziet niet op een rechtshandeling, waarin bij het aangaan van een nieuwe kredietrelatie zekerheid wordt bedongen voor de verschaffing van krediet(ruimte). (meer…)

HR 6 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA3743 (Transautex/Ontvanger)

De regeling van art. 54 leden 3 en 4 Rv voor betekening aan een bestaande of ontbonden rechtspersoon zonder kantoor, bestuur of vereffenaar, leent zich voor overeenkomstige toepassing op het geval waarin een rechtspersoon na te zijn ontbonden heeft opgehouden te bestaan, en desondanks – op grond van art. 34 of 35 IW 1990 – belang bestaat bij het kunnen betekenen van een exploot dat stuiting van verjaring van het recht tot invordering van een door die rechtspersoon belopen belastingschuld tot gevolg heeft.  (meer…)

Cassatieblog.nl