Selecteer een pagina

Dossier: Proces- en beslagrecht


HR 28 september 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9226

De “in beginsel strakke regel” dat in hoger beroep grieven en veranderingen of vermeerderingen van verzoek bij verzoek- of verweerschrift dienen te worden aangevoerd lijdt uitzondering bij procedures waarbij omgangsregelingen worden vastgesteld. Bij dergelijke procedures hebben immers beide partijen er belang bij dat de regeling berust op een juiste en volledige waardering van de van belang zijnde omstandigheden ten tijde van de uitspraak in hoger beroep. (meer…)

HR 21 september 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW8304

Art. 3:301 lid 2 BW bepaalt dat verzet, hoger beroep of cassatie tegen een vonnis of arrest waarbij is bepaald dat de betreffende uitspraak in de plaats treedt van een tot levering bestemde akte, binnen acht dagen na het instellen van het rechtsmiddel in de openbare registers moet worden ingeschreven op straffe van niet-ontvankelijkheid. Deze eis geldt slechts voor uitspraken die betrekking hebben op de levering van registergoederen (vgl. art. 3:301 lid 1 BW) en dus niet voor uitspraken die, zoals hier aan de orde, betrekking hebben op de levering van aandelen. (meer…)

HR 21 september 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW4896 (X/Stichting Joodse Omroep)

Op de uitsluiting van hoger beroep tegen de beslissing op een vordering tot herroeping (art. 388 lid 2 Rv) is de “doorbrekingsjurisprudentie” van de Hoge Raad niet van toepassing. Tegen deze beslissing staat dus alleen cassatieberoep open. Dat geldt ook indien de beslissing op een herroepingsvordering wordt gegeven door de kantonrechter; in dat geval gelden voor een cassatieberoep daartegen de beperkingen van art. 80 lid 1 RO. (meer…)

HR 21 september 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW6135

Het oordeel dat een in algemene voorwaarden voorkomend arbitraal beding onredelijk bezwarend en derhalve op grond van art. 6:233 BW vernietigbaar is, moet steunen op een specifieke motivering waarin zijn betrokken de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden tot stand zijn gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval. Het hof heeft ten onrechte zijn oordeel dat het onderhavige arbitraal beding onredelijk bezwarend is niet gebaseerd op de bijzondere omstandigheden van dit geval, maar op een algemene argumentatie die gelijkelijk geldt voor ieder arbitraal beding in algemene voorwaarden in een geval als het onderhavige. (meer…)

HR (Strafkamer) 11 september 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX0132; ECLI:NL:HR:2012:BX0129; ECLI:NL:HR:2012:BX0146 en ECLI:NL:HR:2012:BX7004

Alle arresten die de civiele kamer op 14 september 2012 wees, zijn afgedaan met toepassing van art. 81 RO. Eerder die week wees de strafkamer vier (inhoudelijk overeenstemmende) arresten die op onderdelen ook voor de civiele cassatieadvocatuur van belang kunnen zijn. De arresten schetsen de contouren van de invulling die door de strafkamer gegeven zal worden aan de art. 80a RO-criteria ‘klaarblijkelijk onvoldoende belang’ en ‘klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden’. De strafkamer geeft verder aan hoe hij zal omgaan met het overgangsrecht. De eerder gesignaleerde onduidelijkheid over de toepassing van (het overgangsrecht bij) art. 80a RO wordt daarmee (deels) opgeheven. (meer…)

HvJ EU 6 september 2012, C170/11 (Lippens c.s./Kortekaas c.s.)

Antwoord van het Hof van Justitie van de Europese Unie op de prejudiciële vraag van de Hoge Raad van 1 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP3048): de nationale rechter is niet verplicht om, indien een in het buitenland woonachtige partij als getuige moet worden gehoord, de route van de EU-Bewijsverordening te volgen, maar mag hem oproepen voor hem te verschijnen en hem horen volgens de regels van het nationale bewijsrecht. (meer…)

Cassatieblog.nl