HR 16 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BY3291 en ECLI:NL:HR:2012:BY3284

De in art. 65 Fw neergelegde verplichting de rechter-commissaris te horen geldt slechts bij de behandeling van rechtstreeks tot de rechtbank gerichte verzoeken en niet bij verzoeken houdende hoger beroep van beschikkingen van de rechter-commissaris op de voet van art. 67 lid 1 Fw (art. 81 RO).

Verzoeker tot cassatie (hierna: verzoeker) is in staat van faillissement verklaard. In de faillissementsboedel bevindt zich een zogenoemde dubbele woning. De curator heeft dat onroerend goed verkocht aan de huurder van een van de woningen. Verzoeker acht de overeengekomen koopprijs echter veel te laag en hij meent dat aan de overeenkomst geen uitvoering dient te worden gegeven. In een brief gericht aan de rechtbank te ’s-Gravenhage t.a.v. de rechter-commissaris, heeft verzoeker verzocht primair om de curator te bevelen om de rechtsgeldigheid van de overeenkomst aan te tasten en subsidiair om de curator te verbieden om zijn medewerking aan de levering te bieden. De rechter-commissaris heeft het verzoek bij beschikking van 2 mei 2012 afgewezen, welke beschikking de rechtbank ’s-Gravenhage in appel bij beschikking van 14 mei 2012 heeft bekrachtigd. In andere een brief, eveneens gericht aan de rechter-commissaris heeft verzoeker verzocht om de curator te verbieden om vrijwillig mee te werken aan het passeren van de akte van levering. Dit verzoek wijst de rechter-commissaris bij beschikking van 10 mei 2012 af. Het hiertegen ingestelde hoger beroep verklaart de rechtbank eveneens bij beschikking van 14 mei 2012 ongegrond.

Verzoeker komt van beide beschikkingen van 14 mei 2012 in cassatie. Hij klaagt dat de rechtbank in hoger beroep heeft beslist zonder de rechter-commissaris te horen, terwijl de rechtbank daartoe op grond van art. 65 Fw wel gehouden was. Art. 65 Fw bepaalt dat alvorens een beslissing te geven in enige zaak die het beheer of de vereffening van de failliete boedel betreft, de rechtbank verplicht is de rechter-commissaris te horen.

A-G Wuisman concludeert tot verwerping van beide cassatieberoepen. Volgens de A-G faalt de klacht, omdat zij rust op de onjuiste opvatting dat art. 65 Fw ook toepassing vindt in een geval van hoger beroep op de voet van art. 67 Fw van een (schriftelijke) beslissing van de rechter-commissaris als bedoeld in art. 69 leden 1 en 2 Fw. Dat is echter niet het geval. In artikel 65 Fw gaat het om aangelegenheden betreffende het beheer of de vereffening van de failliete boedel in verband waarmee de rechtbank rechtstreeks wordt benaderd en waarin het van belang is om kennis te nemen van de mening van de rechter-commissaris als toezichthouder op dat beheer en die vereffening van de failliete boedel krachtens art. 64 Fw. In geval van een hoger beroep op de voet van artikel 67 Fw tegen een – op schrift vastgelegde – beschikking van de rechter-commissaris krachtens artikel 69 Fw neemt de rechtbank al kennis van de mening van de rechter-commissaris uit de in beroep aangevochten beslissing, zodat deze niet nogmaals hoeft te worden gehoord, aldus A-G Wuisman onder verwijzing naar rechtspraak van de Hoge Raad (HR 23 januari 1933, NJ 1933, blz. 660 en HR 16 oktober 1942, NJ 1942, 817) en literatuur.

De Hoge Raad verwerpt beide cassatieberoepen met toepassing van art. 81 RO.

Cassatieblog.nl

Share This