

Verrekening van kwaliteitsverschillen in landinrichting
HR 29 juni 2018 ECLI:NL:HR:2018:1020
Volgens het stelsel van de Wet inrichting landelijk gebied (Wilg) dienen alle voor- en nadelen als gevolg van de ruiling via de LGR (lijst der geldelijke regelingen) te worden verrekend. Daarmee wordt voorzien in een algehele financiële afwikkeling van de herverkaveling. Het gaat daarbij niet alleen om verschillen in oppervlakte, maar ook om eventuele verschillen in gebruikswaarde of kwaliteit. Lees meer…

Voorrecht uit zee-arbeidsovereenkomst prevaleert boven scheepshypotheek
HR 6 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1108 (Rabobank/werknemers)
Het scheepsvoorrecht uit art. 8:211, aanhef en onder b, BW jo. art. 8:204 BW – gelijkluidend aan dezelfde bepalingen uit het Burgerlijk Wetboek Curaçao (BWC) – strekt ertoe met het oog op de bescherming van de belangen van de zeevarende diens verhaalsmogelijkheden voor de vorderingen die zijn ontstaan uit de zee-arbeidsovereenkomst zoveel mogelijk te waarborgen (HR 23 januari 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG3588, NJ 2009/71). De vorderingen van de werknemers die zijn ontstaan doordat de werkgever niet heeft voldaan aan haar uit de arbeidsovereenkomsten voortvloeiende verplichting om te zorgen voor een (pre)pensioenvoorziening, vallen onder het scheepsvoorrecht en prevaleren boven het recht van hypotheek van de scheepshypotheekhouder. Lees meer…

EVEX (I of II?) – Cassatietermijn van openbare orde, verjaring niet
HR 6 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1099
De enkele (door verzoekster gestelde) omstandigheid dat de vordering van verweerster in cassatie uit hoofde van het Zwitserse vonnis naar Zwitsers recht is verjaard, brengt niet mee dat de tenuitvoerlegging van dat vonnis in Nederland kennelijk onverenigbaar is met de Nederlandse openbare orde. Lees meer…

Begrip ‘belanghebbende’ in de zin van art. 798 lid 1 Rv en beschermingsbewind
HR 22 juni 2018 ECLI:NL:HR:2018:979
Een in gemeenschap van goederen gehuwde echtgenote van een onder bewind gestelde man kan als belanghebbende in de zin van 798 lid 1 Rv worden aangemerkt en kan dus in hoger beroep komen van een door de kantonrechter op grond van art. 1:441 lid 2 BW afgegeven machtiging.

Eindarrest over vordering tot blokkade The Pirate Bay
HR 29 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:1046 (Brein/XS4ALL en Ziggo)
1. Een torrent index website als The Pirate Bay verricht een ‘mededeling aan het publiek’ in de zin van art. 3 lid 1 Auteursrechtrichtlijn.
2. Op een vordering van een rechthebbende tegen een internet service provider tot blokkade van een torrent index website die inbreuk op zijn rechten maakt, is de Handhavingsrichtlijn van toepassing, ook al maakt de provider zelf geen inbreuk.

Bewijs en tegenbewijs bij ontbinding arbeidsovereenkomst wegens disfunctioneren
HR 29 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:1045
De Hoge Raad bevestigt eerdere rechtspraak waarin is geoordeeld dat in ontbindingsprocedures als onderhavige wegens disfunctioneren (de d-grond; art. 7:669 lid 3 sub d BW) de wettelijke bewijsregels van overeenkomstige toepassing zijn. Dit brengt onder meer mee dat de werkgever de feiten en omstandigheden die hij aan zijn ontbindingsverzoek ten grondslag heeft gelegd, bij voldoende gemotiveerde betwisting door de werknemer, zal moeten bewijzen (HR 23 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2998, NJ 2017/203 (Mediant), zie CB 2017-6) en HR 16 februari 2018, ECLI:NL:HR:2016:182 (Decor), zie CB 2018-39). Dit brengt verder mee dat de werknemer die bewijs heeft aangeboden, in beginsel tot dat tegenbewijs moet worden toegelaten. Het hof heeft ten onrechte nagelaten om in te gaan op het door werkneemster gedane bewijsaanbod. Lees meer…

In beginsel meervoudige inlichtingencomparitie in meervoudig te beslissen zaak en gezichtspunten voor de vraag of uit een gedragslijn een arbeidsvoorwaarde ontstaat
HR 22 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:976 (FNV/Pontmeyer) en ECLI:NL:HR:2018:971 (X/Holland Schemering BV)
(i) de Hoge Raad bevestigt (in beide uitspraken) eerdere rechtspraak, waarin is geoordeeld dat een comparitie in een meervoudig te beslissen zaak, waarin partijen in de gelegenheid zijn gesteld hun stellingen toe te lichten, in beginsel dient plaats te vinden ten overstaan van de drie raadsheren die de beslissing nemen. Hiervan kan worden afgeweken door partijen tijdig voor de comparitie mede te delen dat zij kunnen verzoeken om een meervoudige behandeling (HR 22 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3259 en ECLI:NL:HR:2017:3264, zie CB 2018:13). Een regeling in het procesreglement dat partijen een dergelijk verzoek kunnen doen, volstaat; (ii) de Hoge Raad geeft in het FNV/Pontmeyer-arrest gezichtspunten voor de vraag of uit een gedragslijn een tussen werknemer en werkgever geldende arbeidsvoorwaarde kan ontstaan. Lees meer…

Een kwijtingsverklaring is niet zonder meer ook een kwijtschelding
HR 22 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:975
Een kwijtingsverklaring houdt in beginsel niet meer in dan bewijs dat een betaling heeft plaatsgevonden, waartegen tegenbewijs openstaat. In een dergelijke verklaring houdt niet zonder meer ook een kwijtschelding in als bedoeld in art. 6:160 lid 2 BW. Voor kwijtschelding is vereist dat partijen zijn overeengekomen dat het verschuldigde bedrag niet geheel zou worden voldaan, of dat zij, bij wege van een vaststellingsovereenkomst, aan enige onzekerheid over de verschuldigdheid ervan een einde hebben willen maken. Lees meer…

Executoriale verkoop van aandelen door pandhouder met inachtneming van blokkeringsregeling moet plaatsvinden volgens regels van art. 3:250 e.v. BW
HR 22 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:972
De art. 3:250 e.v. BW en 2:198 lid 6 BW moeten zo worden uitgelegd dat ook bij de executoriale verkoop van aandelen door de pandhouder met inachtneming van een statutaire blokkeringsregeling de regeling van art. 3:250 e.v. BW van toepassing is. De art. 3:250 e.v. BW zijn dus ook van toepassing op de executoriale verkoop van aandelen die onderworpen zijn aan de aanbiedingsregeling van art. 2:195 lid 1 BW. Lees meer…

Wettelijke uitsluiting transitievergoeding AOW-gerechtigde werknemer levert geen verboden onderscheid naar leeftijd op
HR 20 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:651
De uitsluiting van een transitievergoeding voor werknemers die de AOW-leeftijd hebben bereikt (art. 7:673 lid 7, aanhef en onder b, BW), is niet in strijd met Richtlijn 2000/78/EG. De uitsluiting maakt (weliswaar) direct onderscheid op grond van leeftijd, maar van een verboden onderscheid is geen sprake. Met de doelstelling van de wetgever om met de invoering van de Wwz het ontslagrecht eenvoudiger, sneller en minder kostbaar te maken, verdraagt zich niet dat in individuele gevallen moet worden getoetst of er toch een recht op een transitievergoeding bestaat. Lees meer…