Selecteer een pagina
Prejudiciële vragen over erkenning van een Bulgaars vonnis dat in strijd is met EU recht

Prejudiciële vragen over erkenning van een Bulgaars vonnis dat in strijd is met EU recht

HR 20 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2062 (Diageo/Simiramida)

De Hoge Raad stelt aan het HvJEU de prejudiciële vraag of de erkenning van een Bulgaars vonnis dat evident in strijd is met het Unierecht, kan worden geweigerd met een beroep op de openbare orde-exceptie van art. 34 sub 1 EEX-verordening, en of hieraan in de weg staat dat tegen dat vonnis in Bulgarije geen rechtsmiddel is aangewend. Lees meer…

Geen gebondenheid aan tussentijdse afspraken tijdens mediation als niet is voldaan aan de overeengekomen vormvereisten

Geen gebondenheid aan tussentijdse afspraken tijdens mediation als niet is voldaan aan de overeengekomen vormvereisten

HR 20 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2049 (Staat/Verweerder)

(1) Partijen mogen aan een tijdens mediation gemaakte afspraak in beginsel niet het vertrouwen ontlenen dat die afspraak hen na beëindiging van de mediation juridisch blijft binden, als niet is voldaan aan de daartoe in de mediationovereenkomst overeengekomen vormvereisten.
(2) Een partij die naleving wenst van een uit overeenkomst voortvloeiende verplichting voor de Inspecteur tot het nemen van een bepaald besluit (het opleggen van een belastingaanslag), dient zich – na eventueel bezwaar – tot de bestuursrechter te wenden. Dit geldt zowel indien het toegezegde besluit niet genomen wordt, als indien het genomen besluit niet beantwoordt aan de gestelde overeenkomst. Lees meer…

Herstel dagvaarding op naam van niet-bestaande partij en prejudiciële vragen over auteursrecht

Herstel dagvaarding op naam van niet-bestaande partij en prejudiciële vragen over auteursrecht

HR 13 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:1881 (Montis/Verweerster)

(1) De Hoge Raad komt terug van HR 9 januari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AN7324, NJ 2005/222: herstel van een onjuiste partijaanduiding in een dagvaarding waarbij een rechtsmiddel is ingesteld is mogelijk, tenzij de wederpartij stelt en bij betwisting aannemelijk maakt dat zij daardoor onredelijk in haar belangen wordt geschaad. Is de wederpartij niet verschenen, dan beveelt de rechter dat zij zal worden opgeroepen teneinde zich over het verzoek tot wijziging van de partijaanduiding uit te laten.
(2) De Hoge Raad stelt prejudiciële vragen aan het Benelux-Gerechtshof over de overgangsrechtelijke gevolgen van het vervallen per 1 december 2003 van het vereiste van een instandhoudingsverklaring van art. 21 lid 3 (oud) BTMW. Lees meer…

Toestemming merkhouder bij in het verkeer brengen merkwaren door licentienemer

Toestemming merkhouder bij in het verkeer brengen merkwaren door licentienemer

HR 6 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:1613 (Makro c.s./Diesel)

Als een licentienemer een contractsbepaling schendt die ertoe strekt de merkhouder in staat te stellen de kwaliteit van de gemerkte waren te controleren, brengt het Copad-arrest van het Hof van Justitie mee dat geen sprake is van toestemming van de merkhouder voor het op de markt brengen van deze waren in de zin van artikel 7 lid 1 Merkenrichtlijn. Lees meer…

Alimentatievaststelling zonder kenbare vaststelling behoefte en draagkracht voldoet niet aan minimale motiveringseisen

Alimentatievaststelling zonder kenbare vaststelling behoefte en draagkracht voldoet niet aan minimale motiveringseisen

HR 13 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:1884

Door de hoogte van de kinderalimentatie op een bepaald bedrag te bepalen, zonder daarbij kenbaar de behoefte van het kind en de draagkracht van de man te hebben vastgesteld, heeft het hof onvoldoende inzicht gegeven in de gedachtegang die ten grondslag ligt aan het vastgestelde alimentatiebedrag. Daardoor kan niet worden beoordeeld of dit bedrag voldoet aan de wettelijke maatstaven (art. 1:397 BW Sint Maarten). Lees meer…

Bewijsvermoeden art. 43 lid 1 sub 2 Fw ziet niet op zekerheidstelling voor ‘vers’ krediet

Bewijsvermoeden art. 43 lid 1 sub 2 Fw ziet niet op zekerheidstelling voor ‘vers’ krediet

HR 29 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA3762 (Mr. Roeffen q.q./Jaya B.V.)

Het bewijsvermoeden terzake van wetenschap van benadeling ex art. 43 lid 1, aanhef en sub 2 Fw mag niet ruim worden uitgelegd en ziet niet op een rechtshandeling, waarin bij het aangaan van een nieuwe kredietrelatie zekerheid wordt bedongen voor de verschaffing van krediet(ruimte). Lees meer…

Openbare betekening aan niet meer bestaande rechtspersoon i.v.m. stuiting verjaring

Openbare betekening aan niet meer bestaande rechtspersoon i.v.m. stuiting verjaring

HR 6 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA3743 (Transautex/Ontvanger)

De regeling van art. 54 leden 3 en 4 Rv voor betekening aan een bestaande of ontbonden rechtspersoon zonder kantoor, bestuur of vereffenaar, leent zich voor overeenkomstige toepassing op het geval waarin een rechtspersoon na te zijn ontbonden heeft opgehouden te bestaan, en desondanks – op grond van art. 34 of 35 IW 1990 – belang bestaat bij het kunnen betekenen van een exploot dat stuiting van verjaring van het recht tot invordering van een door die rechtspersoon belopen belastingschuld tot gevolg heeft.  Lees meer…

Oordeel ‘wanbeleid’ rondom Fortis-overname van ABN AMRO door Hoge Raad bevestigd

Oordeel ‘wanbeleid’ rondom Fortis-overname van ABN AMRO door Hoge Raad bevestigd

HR 6 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:1586 (Ageas N.V. (vh Fortis N.V.)/VEB NCVB en SICAF c.s.)

Bij de beoordeling of de gang van zaken rondom de overname van ABN AMRO door (o.a.) Fortis als wanbeleid kwalificeert heeft het hof – beoordeeld naar de omstandigheden ten tijde van de gelaakte handelingen en besluitvorming – gekeken naar de kennis en het inzicht die Fortis als systeembank behoorde te hebben. De klacht dat deze beoordeling getuigt van hindsight bias is ongegrond. Bij het oordeel omtrent wanbeleid is niet beslissend of bepaalde gedragingen volgens de Richtlijn Marktmisbruik en de daarop gebaseerde Wet op het financieel toezicht al dan niet toelaatbaar waren, omdat deze normen een andere strekking hebben dan de enquêteregeling van Boek 2 BW. Lees meer…

Geen aanvullende rechtsbescherming van civiele rechter ter zake van bestuursrechtelijke proceskosten

Geen aanvullende rechtsbescherming van civiele rechter ter zake van bestuursrechtelijke proceskosten

HR 29 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1456

Met art. 8:75 Awb is beoogd het oordeel omtrent de vergoeding van proceskosten in de bestuursrechtelijke procedure bij uitsluiting op te dragen aan de bestuursrechter. De burgerlijke rechter dient daarom de partij die een dergelijke proceskostenvergoeding vordert in beginsel niet-ontvankelijk te verklaren. Voor aanvullende rechtsbescherming door de burgerlijke rechter is geen plaats, tenzij de belanghebbende zijn aanspraak niet aan de bestuursrechter heeft kunnen voorleggen. Lees meer…

Archief

Cassatieblog.nl