Selecteer een pagina
Gefixeerde schadevergoeding wegens onregelmatig ontslag kan schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag beïnvloeden

Gefixeerde schadevergoeding wegens onregelmatig ontslag kan schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag beïnvloeden

HR 21 juni 2013, LJN BZ5360 (Kwik-Fit/X)

Bij de beoordeling van de hoogte van de schadevergoeding wegens kennelijk onredelijk ontslag (art. 6:781 BW) mocht het hof rekening houden met de gefixeerde schadevergoeding die wegens onregelmatig ontslag (art. 7:677 BW jo art. 6:780 BW) was toegekend. Lees meer…

Uit kwijtschelding volgt niet dat ‘uitnodiging tot betaling’ onrechtmatig is

Uit kwijtschelding volgt niet dat ‘uitnodiging tot betaling’ onrechtmatig is

HR 21 juni 2013, LJN BZ1705 (Hamm q.q./Staat en Ontvanger)

Indien een besluit wordt ingetrokken zonder de mededeling dat dit geschiedt omdat het besluit onjuist is, en het bestuursorgaan ook anderszins niet erkent dat een besluit onrechtmatig is, hangt het af van de redenen voor intrekking of herroeping en de omstandigheden waaronder het primaire besluit tot stand is gekomen, of dat besluit onrechtmatig is in de zin van art. 6:162 BW en, zo ja, of de onrechtmatige daad aan het bestuursorgaan kan worden toegerekend. De onrechtmatigheid is wel gegeven indien het ingetrokken of herroepen besluit berust op een onjuiste uitleg van de wet. Lees meer…

HR 16 oktober 2009 (LJN BK0342) geldt ook voor machtiging tot voortzetting inbewaringstelling

HR 16 oktober 2009 (LJN BK0342) geldt ook voor machtiging tot voortzetting inbewaringstelling

HR 21 juni 2012, LJN CA3936 (X/Officier van Justitie Limburg)

De Hoge Raad heeft in zijn beschikking van 16 oktober 2009 (LJN BK0342) geoordeeld dat in het algemeen moet worden aangenomen dat ten minste een jaar moet zijn verstreken tussen het moment waarop de psychiater voor het laatst behandelcontact met de betrokkene heeft gehad, en het moment waarop die psychiater zijn onderzoek verricht ten behoeve van een op grond van de Wet Bopz vereiste geneeskundige verklaring, om die psychiater te kunnen aanmerken als “niet bij de behandeling betrokken” als bedoeld in art. 5 lid 1 Bopz. Die beschikking betrof weliswaar een machtiging tot voortgezet verblijf, maar niet valt in te zien waarom op dit punt anders zou moeten worden geoordeeld wanneer het gaat om een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling. Lees meer…

Rechter mag bestaan van baten toetsen zonder heropening vereffening

Rechter mag bestaan van baten toetsen zonder heropening vereffening

HR 14 juni 2013, LJN BZ4096

In procedures waarin in geschil is of een ontbonden rechtspersoon over baten beschikt, kan de rechter het oordeel van het bestuur of de vereffenaar van deze rechtspersoon dat zij geen baten (meer) heeft, op juistheid onderzoeken. Voor een dergelijk onderzoek behoeft niet (eerst) de procedure van art. 2:23c lid 1 BW – tot heropening van de vereffening van het vermogen van de ontbonden rechtspersoon – te worden gevolgd. Lees meer…

Zwaarwegende zorgplicht notaris bij recherche in openbare registers

Zwaarwegende zorgplicht notaris bij recherche in openbare registers

HR 14 juni 2013, LJN BZ5721 (notaris X/De Spaar en Beleenbank van Curaçao)

Op de notaris rust in zijn hoedanigheid, uit hoofde van zijn taak bij het verlijden van een akte, een zwaarwegende zorgplicht ter zake van hetgeen nodig is voor het intreden van de rechtsgevolgen die zijn beoogd met de in die akte opgenomen rechtshandelingen. Deze zorgplicht geldt ook voor de notaris op Curaçao. Dit brengt mee dat van de notaris bij een recherche in het kader van de overdracht van een onroerende zaak en de vestiging van een recht van hypotheek op die zaak een hoge mate van zorgvuldigheid mag worden verwacht. Lees meer…

Formele rechtskracht strekt zich niet uit tot voorwaarde waarnaar in het besluit indirect wordt verwezen

Formele rechtskracht strekt zich niet uit tot voorwaarde waarnaar in het besluit indirect wordt verwezen

HR 14 juni 2013, LJN BZ0520 (Gemeente Horst aan de Maas/X)

Mede gelet op de rechtszekerheid dient uit een besluit zelf duidelijk te zijn welke voorwaarden daaraan zijn verbonden, zodat voor een belanghebbende duidelijk is of hij bezwaar moet maken, teneinde te voorkomen dat de voorwaarde (hier: de betalingsverplichting), als onderdeel van het besluit, formele rechtskracht krijgt. Dat in de ruimtelijke onderbouwing bij het vrijstellingsbesluit wordt verwezen naar de bevoegdhedenovereenkomst waarin de betalingsverplichting is overeengekomen, brengt niet mee dat deze betalingsverplichting rechtens geacht moet worden deel uit te maken van dat besluit of dat het besluit in die zin moet worden uitgelegd. Lees meer…

Portretrecht bij verzilverbare populariteit niet absoluut

Portretrecht bij verzilverbare populariteit niet absoluut

HR 14 juni 2013, LJN CA2788 (Cruijff/Tirion)

1. Niet geldt als uitgangspunt dat voor openbaarmaking van een (niet in opdracht vervaardigd) portret de geportretteerde steeds voorafgaande toestemming moet geven.
2. Is bij een geportretteerde met verzilverbare populariteit enkel sprake van een zodanig belang en is geen sprake van omstandigheden die rechtvaardigen om aan dat belang voorbij te gaan, dan kan bij de beoordeling een belangrijke rol spelen of een redelijke vergoeding is aangeboden. De vergoeding zal recht moeten doen aan de mate van populariteit of bekendheid van de geportretteerde en in overeenstemming dienen te zijn met de waarde van het exploitatiebelang van de geportretteerde in het economisch verkeer. Lees meer…

Uitzondering in art. 3:37 lid 3 BW vereist niet dat aangesprokene zelf adres heeft aangewezen

Uitzondering in art. 3:37 lid 3 BW vereist niet dat aangesprokene zelf adres heeft aangewezen

HR 14 juni 2013, LJN BZ4104 (Centavos/X)

Het feit dat een partij de postbus waarheen aan hem gerichte brieven zijn verstuurd niet zelf heeft aangewezen als het adres waarop hij bereikbaar is, brengt niet mee dat de uitzondering van art. 3:37 lid 3, tweede zin BW niet van toepassing is. De eis dat de postbus door de ontvangende partij moet zijn aangewezen als adres waarop hij bereikbaar is berust niet op de wet. Lees meer…

Factorovereenkomst en verrekening op de voet van art. 53 Fw

Factorovereenkomst en verrekening op de voet van art. 53 Fw

HR 14 juni 2013, LJN BZ5663 (ABN AMRO Commercial Finance N.V./Mrs. Schreurs en Brouns q.q.)

Verrekening op grond van art. 53 Fw is niet mogelijk, indien de rechtstreekse oorzaak van het ontstaan van de afdrachtverplichting ligt in rechtshandelingen van derden die na de faillietverklaring zijn verricht, zoals betaling door derden, en deze rechtshandelingen zelf geen verband houden met de vóór de faillietverklaring tussen de gefailleerde en de schuldeiser tot stand gekomen rechtsbetrekking. De uitzondering die op dit uitgangspunt in de jurisprudentie is aanvaard ten aanzien van door bankinstellingen ontvangen betalingen van derden, ter voldoening van een vordering waarop die bank een stil pandrecht heeft verkregen, geldt ook bij ontvangst van voor een ander ontvangen gelden ingevolge een rechtsverhouding van factoring. Lees meer…

Archief

Cassatieblog.nl