Zoekresultaten voor: nederlanderschap
Het jaarverslag van de Hoge Raad over 2017 is gepubliceerd. In de algemene inleiding op het jaarverslag wordt er onder meer op gewezen dat de Hoge Raad rechtsontwikkeling en rechtseenheid als een van zijn primaire taken is gaan zien. In het jaarverslag wordt daarnaast een aantal door de Hoge Raad gewezen arresten besproken die een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan de rechtsontwikkeling in Nederland. (meer…)
Het overzicht van lopende zaken vermeldt vijf nieuwe civiele zaken (afgezien van 2 fiscaal-rechtelijke zaken) waarin op grond van art. 392 Rv prejudiciële vragen aan de Hoge Raad zijn gesteld. De vragen zien op (1) is artikel 6 Bijzondere voorwaarden een beding dat op grond van Richtlijn 93/13 als oneerlijk moet worden beschouwd, (2) de invoering van de Jeugdwet en de WMO 2015, (3) kan art. 2:18 BW over omzetting van rechtspersonen overeenkomstig worden toegepast ten aanzien van kerkgenootschappen, (4) erkenning van bigamie en (5) tijdstip aanvang van de tien-jaar-termijn: het materiele einde of het formele einde van de schuldsanering. (meer…)
Geplaatst in
Financieel recht,
Goederenrecht,
Insolventierecht,
Personen- en familierecht,
Prejudiciële vragen Hoge Raad,
Proces- en beslagrecht | Getagged ,
bijzondere voorwaarde,
BW art. 2:18,
effectenlease,
erkenning buitenlands huwelijk,
Fw art. 288 lid 2,
Nederlanderschap,
omzetting rechtspersoon,
oneerlijk beding,
schuldsanering
HR 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:293
Ook buiten het geval dat het rechtsfeit of de rechtshandeling waarbij familierechtelijke betrekkingen zijn vastgesteld of gewijzigd is neergelegd in een door een bevoegde ambtenaar opgemaakte akte, kan grond bestaan voor erkenning daarvan. Daarvoor kan aanleiding bestaan als met voldoende zekerheid vaststaat dat naar buitenlands recht van het rechtsfeit of de rechtshandeling sprake is. Op degene die zich daarop beroept, rusten de stelplicht en bewijslast terzake. Voorts moeten er geen gronden zijn die zich tegen de erkenning verzetten. (meer…)
HR 30 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:179 en ECLI:NL:HR:2015:186
Art. 3:58 lid 1 BWC (dat gelijkluidend is aan art. 3:58 lid 1 BW) kan overeenkomstig worden toegepast op de erkenning van kinderen, nu de aard van die rechtshandeling en de aard van de rechtsbetrekking tussen de man die het kind erkent, en het kind zich daartegen in beginsel niet verzetten. Dit is anders in de gevallen waarin bekrachtiging van een nietige erkenning in strijd zou komen met het belang van het kind. (meer…)
HR 23 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:1201
De Toescheidingsovereenkomst inzake nationaliteiten tussen Nederland en Suriname (TOS) biedt geen grondslag voor het verkrijgen van een nationaliteit door het toekennen van een fictieve of formele woonplaats in verband met iemands diplomatieke status. (meer…)