Man die zijn echtgenote in ontoerekeningsvatbare toestand om het leven brengt, is niet onwaardig om te erven – maar erft toch niet

Man die zijn echtgenote in ontoerekeningsvatbare toestand om het leven brengt, is niet onwaardig om te erven – maar erft toch niet

HR 6 december 2024, ECLI:NL:HR:2024:1797

Art. 4:3 lid 1 aanhef en onder a BW bepaalt dat onwaardig is om uit een nalatenschap voordeel te trekken: hij die onherroepelijk is veroordeeld ter zake dat hij de overledene heeft omgebracht. Een uitspraak van de strafrechter waarin is bewezenverklaard dat de verdachte het feit heeft begaan, maar waarin de verdachte is ontslagen van rechtsvervolging vanwege een strafuitsluitingsgrond, is niet zo een veroordeling. De uitspraak van het EHRM in de zaak Velcea et Mazăre/Roemenië kan niet meebrengen dat de voorwaarde van een strafrechtelijke veroordeling in dit geval niet onverkort wordt gehandhaafd. De feiten laten echter geen ander oordeel toe dan dat het in dit geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat de man aanspraak heeft op de nalatenschap van zijn door hem om het leven gebrachte echtgenote. Lees meer…

De afwijzing van een verzoek om als belanghebbende te worden aangemerkt in de zin van art. 798 lid 1 Rv is een einduitspraak, waarvan hoger beroep of cassatieberoep openstaat

De afwijzing van een verzoek om als belanghebbende te worden aangemerkt in de zin van art. 798 lid 1 Rv is een einduitspraak, waarvan hoger beroep of cassatieberoep openstaat

HR 15 november 2024, ECLI:NL:HR:2024:1667

De afwijzing van een verzoek om als belanghebbende in de zin van art. 798 lid 1 Rv te worden aangemerkt is een einduitspraak, waarvan hoger beroep of beroep in cassatie openstaat. Daaraan doet niet af dat in deze zaak de beslissing van de rechtbank niet de vorm van een beschikking had, noch dat de rechter die beslissing niet heeft ondertekend. Lees meer…

Rechtsmacht Nederlandse rechter op grond van art. 7 lid 1 Brussel II-ter

Rechtsmacht Nederlandse rechter op grond van art. 7 lid 1 Brussel II-ter

HR 8 november 2024, ECLI:NL:HR:2024:1594

Voor het bepalen of de rechter rechtsmacht heeft op grond van art. 7 lid 1 Brussel II-ter (voorheen art. 8 lid 1 Brussel II-bis) is van belang de woonplaats van het kind op het tijdstip dat het stuk waarmee het geding wordt ingeleid bij het gerecht wordt ingediend. Dit inleidende stuk is het stuk waarvan de betekening of mededeling de verweerder in staat stelt zijn rechten te doen gelden voordat de rechter een uitvoerbare beslissing geeft. Daarvan was in dit geval pas sprake toen de vader, voor het eerst in zijn verzoekschrift in hoger beroep, verzocht om de moeder te veroordelen om met de minderjarige terug te verhuizen naar Nederland. Lees meer…

Beoordeling inzagevordering bij selectie op basis van zoektermen

Beoordeling inzagevordering bij selectie op basis van zoektermen

HR 29 november 2024, ECLI:NL:HR:2024:1773

Bij een inzagevordering ex art. 843a Rv kan aan de hand van zoektermen worden afgebakend welke bescheiden voldoen aan de eisen van bepaaldheid en rechtmatig belang bij inzage. Dat dit ertoe kan leiden dat sommige bestanden ten onrechte wel en andere ten onrechte niet worden geselecteerd, is op zichzelf onvoldoende reden om een inzagevordering af te wijzen. Ook dan kan het rechtmatig belang van degene die inzage vordert, zwaarder wegen dan het belang van degene die zich daartegen verzet. Lees meer…

Opzegging duurovereenkomst; rechtsgevolgen opzegging zonder aanbod tot (schade)vergoeding

Opzegging duurovereenkomst; rechtsgevolgen opzegging zonder aanbod tot (schade)vergoeding

HR 29 november 2024, ECLI:NL:HR:2024:1709; ECLI:NL:HR:2024:1761; ECLI:NL:HR:2024:1762; ECLI:NL:HR:2024:1763

Als de eisen van redelijkheid en billijkheid meebrengen dat de opzegging van een duurovereenkomst gepaard moet gaan met een aanbod tot betaling van een (schade)vergoeding, maakt het ontbreken van dat aanbod de opzegging in de regel niet ongeldig. De omstandigheid dat geen schadevergoeding is aangeboden, kan wel meewegen bij de vaststelling van de alsnog te betalen schadevergoeding. De omstandigheden van het geval kunnen evenwel meebrengen dat een opzegging waarbij niet tegelijkertijd een passende (schade)vergoeding wordt aangeboden, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. In een dergelijk geval is de opzegging niet geldig. Lees meer…

Huurprijswijzigingsbedingen: opslag van 3% bovenop CPI niet oneerlijk

Huurprijswijzigingsbedingen: opslag van 3% bovenop CPI niet oneerlijk

HR 29 november 2024 ECLI:N:HR:2024:1780

De Hoge Raad heeft in antwoord op prejudiciële vragen van de rechtbank Amsterdam geoordeeld dat huurprijsbedingen die bestaan uit een indexatiebeding en een opslagbeding van maximaal 3% in beginsel niet oneerlijk zijn. De Hoge Raad gaat ook in op de gevolgen als dat in een concreet geval toch anders is en op de vraag in hoeverre de rechter ambtshalve moet toetsen. Lees meer…

Taak van de rechter in hoger beroep bij vervallen spoedeisend belang

Taak van de rechter in hoger beroep bij vervallen spoedeisend belang

HR 25 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1541

Als in hoger beroep wordt opgekomen tegen een met dwangsommen versterkte veroordeling in kort geding, dan moet de rechter in hoger beroep (zoals steeds in kort geding) ambtshalve beoordelen of ten tijde van zijn beslissing een spoedeisend belang bestaat bij de gevorderde voorziening. Wijst de rechter in hoger beroep de vordering af wegens het ontbreken van een spoedeisend belang, dan is de kous daarmee echter nog niet af. Dat het spoedeisend belang in hoger beroep ontbreekt, hoeft er immers niet aan in de weg te staan dat het vonnis in eerste aanleg juist was en de veroordeelde partij in de tussenliggende periode dwangsommen heeft verbeurd. De rechter in hoger beroep moet in zo’n geval daarom ook beoordelen of de toewijzing van de vordering in eerste aanleg terecht was. Was dit naar zijn oordeel het geval, dan moet hij deze veroordeling in stand laten voor de periode tot aan de beslissing in hoger beroep. Hetzelfde geldt voor verzetprocedures waarin wordt opgekomen tegen een bij verstek uitgesproken veroordeling die met dwangsommen is versterkt. Lees meer…

Cassatievlog #117 | Over de onwaardigheid om te erven

Cassatievlog #117 | Over de onwaardigheid om te erven

Hoge Raad 6 december 2024, ECLI:NL:HR:2024:1797

Een man heeft zijn vrouw opzettelijk om het leven gebracht, maar is daarvoor ontoerekeningsvatbaar verklaard. Kan hij in dat geval van haar erven? De Hoge Raad beantwoordt die vraag ontkennend. Hoewel de man niet van rechtswege onwaardig is om te erven (art. 4:3 BW), staan de redelijkheid en billijkheid (art. 6:2 lid 2 BW) er in dit geval aan in de weg dat hij aanspraak maakt op de nalatenschap van de vrouw. Hidde Volberda bespreekt het arrest.

Cassatievlog #117 is ook in podcast vorm beschikbaar. Beluister hier de podcast of via uw favoriete podcastkanaal.

Archief

Cassatieblog.nl