Selecteer een pagina
Ontvankelijkheid cassatieberoep tegen uitspreken overdrachtsregeling

Ontvankelijkheid cassatieberoep tegen uitspreken overdrachtsregeling

HR 6 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:538 (Conservatrix Groep / DNB c.s.)

(1) Uit art. 398, aanhef en onder 1e, Rv volgt dat cassatieberoep openstaat tegen de beschikking van de rechtbank waarbij het overdrachtsplan is goedgekeurd en de overdrachtsregeling is uitgesproken; (2) Cassatieberoep tegen een beschikking waarin de overdrachtsregeling is uitgesproken moet binnen veertien dagen na de dag van de uitspraak worden ingesteld. Lees meer…

Kosteloze vereffening van de nalatenschap en opheffing van de vereffening kunnen niet in één beschikking worden bevolen

Kosteloze vereffening van de nalatenschap en opheffing van de vereffening kunnen niet in één beschikking worden bevolen

HR 4 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:681

Een rechter kan niet in één beschikking zowel een kosteloze vereffening van de nalatenschap als een opheffing van de vereffening bevelen. Voor het indienen van een verzoek als bedoeld in art. 4:209 lid 1 BW is geen griffierecht verschuldigd. Als toch griffierecht is geheven, moet de griffier er op toezien dat dit wordt terugbetaald. Lees meer…

Ontvankelijkheid cassatieberoep tegen uitspreken overdrachtsregeling

Eis in de hoofdzaak kan ook aanhangig zijn voordat de beslagdebiteur ervan weet

HR 25 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:773 (Avonwick Holdings/VI Holding)

Voor het antwoord op de vraag wanneer ‘een eis in de hoofdzaak is ingesteld’ als bedoeld in art. 700 lid 3 Rv, is niet bepalend wanneer de wederpartij (de beslagdebiteur) van het instellen van de eis in de hoofdzaak op de hoogte is (gesteld). Beslissend is het moment waarop de procedure in de hoofdzaak aanhangig is. Aan het ingesteld zijn (aanhangig zijn) van de eis in de hoofdzaak staat niet in de weg dat de proceshandeling een ‘ex parte’-karakter heeft. Lees meer…

Uitleg van de opzetclausule in de AVP-verzekering

Uitleg van de opzetclausule in de AVP-verzekering

HR 13 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:601 (Reaal/Verweerders)

Voor toepassing van de ‘nieuwe opzetclausule’ in de AVP-verzekering is uitgangspunt dat sprake moet zijn van een opzettelijke en wederrechtelijke gedraging van de verzekerde die objectief bezien gericht is op het doen ontstaan van letsel of zaakschade, en waarbij het in feite toegebrachte letsel of de zaakschade naar objectieve maatstaven als een te verwachten of normaal gevolg van de desbetreffende gedraging kan worden aangemerkt. Mede gelet op de functie van de AVP-verzekering in het maatschappelijk verkeer kan er echter grond zijn om bij een schadevoorval dat op zichzelf aan de vereisten van de opzetclausule voldoet, te oordelen dat deze clausule gelet op de bijzondere omstandigheden van het geval toch niet van toepassing is. Lees meer…

Onmiddellijke werking verjaringsbepaling art. 7:942 (oud) BW is in dit geval onaanvaardbaar

Onmiddellijke werking verjaringsbepaling art. 7:942 (oud) BW is in dit geval onaanvaardbaar

HR 18 mei 2018 ECLI:NL:HR:2018:726

Nadat de Hoge Raad in 2015 reeds had bepaald dat art. 7:942 (oud) BW onmiddellijke werking toekomt, had het hof na verwijzing geoordeeld dat de onmiddellijke werking in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid op grond van art. 75 Ow NBW onaanvaardbaar is. De Hoge Raad heeft nu bepaald dat dit terecht is. Er bestaat redelijkerwijs twijfel of de wetgever zich bewust is geweest van de gevolgen van de onmiddellijke werking. De onmiddellijke werking brengt een zware financiële en administratieve last mee voor de verzekeraar en de eventuele in het gedrang zijnde rechtsbescherming van een verzekerde weegt niet op tegen die lasten. Lees meer…

Wet Bopz – opnieuw: de positie van de arts voor verstandelijk gehandicapten

Wet Bopz – opnieuw: de positie van de arts voor verstandelijk gehandicapten

HR 4 mei 2018 ECLI:NL:HR:2018:682

Met de Wet van 4 december 2013 (waarbij het zesde lid aan art. 1 Wet Bopz is toegevoegd) is beoogd een wettelijke basis op te nemen voor beoordelingen door de arts voor verstandelijk gehandicapten en de specialist ouderengeneeskunde, elk op zijn eigen deskundigheidsterrein en hen daarvan niet langer uit te sluiten. Het is niet de doelstelling van de wet de bevoegdheden van de psychiater te beperken. Lees meer…

Beëindiging partneralimentatie vóór verstrijken 12-jaarstermijn

Beëindiging partneralimentatie vóór verstrijken 12-jaarstermijn

HR 4 mei 2018 ECLI:NL:HR:2018:695

Een beslissing van de rechter die het recht op een bijdrage voor levensonderhoud (praktisch) definitief doet eindigen voordat de in artikel 1:157 lid 4 BW genoemde periode van twaalf jaar is verstreken, dient te voldoen aan hoge motiveringseisen. Terughoudendheid dient te worden betracht bij beëindiging op een datum in het verleden. Het ‘afnemen’ of ‘vervallen’ van lotsverbondenheid kan géén grond zijn voor beëindiging van de alimentatieverplichting, ook niet in samenhang met andere omstandigheden. Lees meer…

Verjaring bij onjuiste of te late implementatie van Europees recht

Verjaring bij onjuiste of te late implementatie van Europees recht

HR 4 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:677 (TMG/Staat)

1. Voor het gaan lopen van de verjaringstermijn van art. 3:310 lid 1 BW van een vordering tot schadevergoeding wegens onjuiste implementatie van een Europese richtlijn is daadwerkelijke bekendheid van de benadeelde met de juridische beoordeling van de implementatie niet vereist.
2. Zolang geen juiste implementatie van een Europese richtlijn plaatsvindt, levert dit iedere dag een zelfstandige onrechtmatige daad van de Staat, zodat daarop gegronde vorderingen afzonderlijk verjaren.

Lees meer…

Archief

Cassatieblog.nl