Selecteer een pagina
Hoge Raad laat zich uit over de uitleg en reikwijdte van art. 3 lid 1 WAM

Hoge Raad laat zich uit over de uitleg en reikwijdte van art. 3 lid 1 WAM

HR 8 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:877

Het begrip ‘in het verkeer’ als bedoeld in artikel 3 lid 1 WAM dient in overeenstemming met artikel 3, eerste alinea, WAM-richtlijn (Richtlijn 2009/103/EG) te worden uitgelegd. Uit jurisprudentie van het HvJEU volgt dat ‘deelneming aan het verkeer van voertuigen’ in de zin van artikel 3, eerste alinea, WAM-richtlijn ziet op elk gebruik van een voertuig dat overeenstemt met de gebruikelijke functie. Telkens als een voertuig als een vervoermiddel wordt gebruikt, is sprake van deelneming aan het verkeer. Deelneming aan het verkeer is niet beperkt tot situaties op de openbare weg. Lees meer…

De billijke vergoeding van art. 7:671c lid 2 BW

De billijke vergoeding van art. 7:671c lid 2 BW

HR 8 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:878 (verzoekster / Stichting Zinzia Zorggroep)

De gezichtspunten van de New Hairstyle-beschikking voor het bepalen van de billijke vergoeding van art. 7:681 lid 1, aanhef en onder a, BW zijn ook van toepassing voor een geval als het onderhavige, waarin de billijke vergoeding is gegrond op art. 7:671c lid 2, aanhef en onder b, BW. Ook daarbij gaat het uiteindelijk erom dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever.  Lees meer…

Gezag van gewijsde staat in de weg aan voorlopig getuigenverhoor als er geen grond is voor herroeping

Gezag van gewijsde staat in de weg aan voorlopig getuigenverhoor als er geen grond is voor herroeping

HR 18 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:727 (Verzoeker/ABN Amro)

Het verzoek om een voorlopig getuigenverhoor kan worden afgewezen als sprake is van misbruik van recht, strijd met een goede procesorde, of strijd met een zwaarwichtig bezwaar; of als verzoeker daarbij onvoldoende belang heeft. Een verzoek om een voorlopig getuigenverhoor in verband met een vordering die hij wil instellen waarover in een eerdere procedure tussen partijen al onherroepelijk is beslist, kan afstuiten op het vereiste van voldoende belang. De verzoeker heeft geen belang bij dat voorlopig getuigenverhoor als hij opheldering wil over feiten die geen vordering tot herroeping (art. 382 Rv) kunnen dragen en als de vorderingen die hij wil instellen afstuiten op het gezag van gewijsde van die eerdere beslissing. Lees meer…

Toekenning billijke vergoeding uit art. 7:683 lid 3 BW niet verplicht; begroting aan de hand van de omstandigheden van het geval

Toekenning billijke vergoeding uit art. 7:683 lid 3 BW niet verplicht; begroting aan de hand van de omstandigheden van het geval

HR 8 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:857

De appelrechter is niet verplicht om de werknemer op grond van art. 7:683 lid 3 BW een billijke vergoeding toe te kennen, indien hij oordeelt dat de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ten onrechte heeft ontbonden en herstel niet in de rede ligt. Bij toekenning van de billijke vergoeding op deze grond is niet vereist dat de werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Bij het bepalen van de hoogte van de billijke vergoeding dient de rechter de omstandigheden van het geval in aanmerking te nemen, waaronder de gevolgen voor de werknemer van het verlies van de arbeidsovereenkomst en de (mate) van eventuele verwijtbaarheid van de werkgever. Daarnaast kunnen ook de (overige) gezichtspunten uit de New Hairstyle-beschikking (HR 30 juni 2017, ECLI:NL:2017:1187, NJ 2017/298, rov. 3.4.4 en 3.4.5, CB 2017-131) toepassing vinden. Lees meer…

Databankenrecht: investeringen die ten grondslag liggen aan de creatie van normtabellen terecht buiten beschouwing gelaten

Databankenrecht: investeringen die ten grondslag liggen aan de creatie van normtabellen terecht buiten beschouwing gelaten

HR 8 juni 2018 ECLI:NL:HR:2018:856

Het hof heeft het databankrechtelijke begrip ‘creëren van gegevens’ niet te breed uitgelegd. Het hof heeft met het creëren van ‘inhoudelijke waarde’ klaarblijkelijk gedoeld op de creatie van de zelfstandige informatieve waarde die leidt tot het ontstaan van een nieuw element, en niet op het toevoegen van inhoudelijke waarde aan een reeds bestaand element door opneming in een databank. De investeringen die betrekking hebben op de totstandkoming van normgegevens zijn daarom terecht buiten beschouwing gelaten. Lees meer…

Zorgvuldigheid grondroerder bij graafwerkzaamheden

Zorgvuldigheid grondroerder bij graafwerkzaamheden

HR 25 mei 2018 ECLI:NL:HR:2018:772

(i) Weliswaar legt artikel 5 lid 2 BION op de netbeheerder de verplichting gegevens over de horizontale ligging van kabels en leidingen te baseren op metingen met een nauwkeurigheid van ten minste één meter, maar, in het bijzonder gelet op de doelstelling van de WION om gevallen van schade aan kabels en leidingen te verminderen, mag de grondroerder er niet zonder meer op vertrouwen dat de aan hem op basis van deze informatieplicht aan de grondroerder verstrekte tekening aan deze eis voldoet. Wel kan onnauwkeurigheid van de door de netbeheerder verstrekte gegevens aanleiding zijn voor het aannemen van eigen schuld van de netbeheerder. Lees meer…

Bij de uitleg van een octrooi is de afstandsleer uit Van Bentum/Kool geen afzonderlijke toets meer

Bij de uitleg van een octrooi is de afstandsleer uit Van Bentum/Kool geen afzonderlijke toets meer

HR 8 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:854 (Resolution/AstraZeneca)

Uit het arrest Van Bentum/Kool stamt de regel dat de gemiddelde vakman slechts dan mag aannemen dat afstand is gedaan van een gedeelte van de bescherming waarop het octrooi naar het wezen van de uitvinding aanspraak geeft, indien daartoe goede grond bestaat, gelet op de inhoud van het octrooischrift in het licht van eventuele andere bekende gegevens, zoals de ook voor hem kenbare gegevens uit het octrooiverleningsdossier. Nu de achter de woorden van de conclusies liggende uitvindingsgedachte volgens recentere jurisprudentie niet langer als uitgangspunt geldt maar fungeert als gezichtspunt, komt aan die regel uit Van Bentum/Kool geen zelfstandige betekenis meer toe in de zin van een bij de uitleg uit te voeren afzonderlijke toets. Bij de zoektocht naar het evenwicht dat gevonden moet worden tussen de bescherming van de belangen van de octrooihouder en de rechtszekerheid van wie zich op het octrooi oriënteert, kan de rechter, wanneer de vraag rijst of een in een conclusie opgenomen formulering moet worden opgevat als een beperking van de beschermingsomvang, betekenis toekennen aan het antwoord dat de gemiddelde vakman zal geven op de vraag naar het bestaan van een goede grond voor die beperking. Lees meer…

Geen verplichting tot ambtshalve toepassing art. 1:125 lid 2 Wft (Wet beloningsbeleid financiële ondernemingen)

Geen verplichting tot ambtshalve toepassing art. 1:125 lid 2 Wft (Wet beloningsbeleid financiële ondernemingen)

HR 1 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:818 (Rabobank/verweerder)

Hoewel met de bepaling van art. 1:125 lid 2 Wft zwaarwegende belangen worden gediend, is zij niet van openbare orde omdat zij niet strekt ter bescherming van algemene belangen van zo fundamentele aard dat zij (ongeacht het partijdebat of de bijzondere omstandigheden van het geval) altijd door de rechter moeten worden toegepast.  Lees meer…

Archief

Cassatieblog.nl