Voorwaardelijk verzoek: wat is het gevolg van het niet in vervulling gaan van de voorwaarde?

Voorwaardelijk verzoek: wat is het gevolg van het niet in vervulling gaan van de voorwaarde?

HR 22 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:404

(i) Het hof heeft de werkneemster ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek om transitievergoeding en billijke vergoeding.
(ii) Indien in een procedure een verzoek voorwaardelijk wordt gedaan, betekent dit dat de rechter het verzoek niet behoeft te behandelen indien niet is voldaan aan de voorwaarde waaronder het verzoek is gedaan. Als in de loop van de procedure blijkt dat niet wordt voldaan aan de voorwaarde waaronder het verzoek is ingesteld, heeft dit niet tot gevolg dat het verzoek achteraf gezien nooit is gedaan.

Lees meer…

Maatstaf voor onderzoek naar rechtsmacht bij commune bevoegdheidsregels

Maatstaf voor onderzoek naar rechtsmacht bij commune bevoegdheidsregels

HR 29 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:443

De Nederlandse wetgever heeft niet beoogd om bij de inrichting van art. 7 lid 1 Rv af te wijken van de uitleg door het HvJEU van de Brussel I-bis-verordening. Ook bij toepassing van de maatstaf in art. 7 lid 1 Rv geldt daarom dat de rechter die onderzoekt of hem bevoegdheid toekomt, zich bij dit onderzoek niet mag beperken tot de stellingen van de eisende of verzoekende partij, maar ook acht moet slaan op alle hem ter beschikking staande gegevens over de werkelijk tussen partijen bestaande rechtsverhouding, waaronder de stellingen van de verwerende partij
Lees meer…

Persoonlijkheidsrecht tegen aantasting biedt geen ruimte voor aanvullende belangenafweging, reputatieschade vormt zelfstandig vereiste

Persoonlijkheidsrecht tegen aantasting biedt geen ruimte voor aanvullende belangenafweging, reputatieschade vormt zelfstandig vereiste

Hoge Raad 29 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:451 (eiser/De 4 Jaargetijden)

Bij een beroep op art. 25 lid 1 sub d Auteurswet vormt de mogelijkheid van reputatieschade een zelfstandig vereiste. Daarnaast gaat het bij de vraag of er reputatieschade kan optreden om een objectieve toets waarbij alle (relevante) omstandigheden in aanmerking kunnen worden genomen. Als eenmaal is komen vast te staan dat sprake is van een aantasting van een auteursrechtelijk beschermd werk, en die aantasting tot reputatieschade kan leiden, is er geen ruimte meer voor het verrichten van een (aanvullende) belangenafweging. Het oordeel dat een architect in deze zaak geen beroep kon doen op zijn persoonlijkheidsrechten was door het hof niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd. Lees meer…

Verrekening na toekenning schone lei?

Verrekening na toekenning schone lei?

HR 15 maart 2019 ECLI:NL:HR:2019:377 

Bij beëindiging van de schuldsaneringsregeling door toekenning van een schone lei, is een vordering ten aanzien waarvan de schuldsaneringsregeling werkt, voor zover deze onvoldaan is gebleven, niet langer afdwingbaar (art. 358 lid 1 Fw). Omdat de schuldenaar van degene aan wie de schone lei is toegekend niet bevoegd is als schuldeiser de nakoming van een dergelijke vordering af te dwingen, is hij betrekking met die vordering niet bevoegd om zich op verrekening te beroepen. De ratio van de toekenning van de schone lei staat daarbij in de weg aan analoge toepassing van art. 6:131 lid 1 BW. Wel kan een beroep op niet-verrekenbaarheid wegens niet-afdwingbaarheid van de vordering, wegens de bijzondere omstandigheden van het geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn. Lees meer…

Enkele schending van fundamenteel recht onvoldoende voor aanspraak op smartengeld

Enkele schending van fundamenteel recht onvoldoende voor aanspraak op smartengeld

HR 15 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:376

Van aantasting in zijn persoon op andere wijze als bedoeld in art. 6:106 lid 1 sub b BW is in ieder geval sprake indien de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. Daarnaast kunnen de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde meebrengen dat van de in art. 6:106 lid 1 sub b BW bedoelde aantasting in zijn persoon op andere wijze sprake is. Degene die zich hierop beroept zal in beginsel de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Van een aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in art. 6:106 lid 1 sub b is niet reeds sprake bij de enkele schending van een fundamenteel recht.

Lees meer…

Vanaf welk moment is een bestuursorgaan aansprakelijk voor een onrechtmatig besluit?

Vanaf welk moment is een bestuursorgaan aansprakelijk voor een onrechtmatig besluit?

HR 15 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:353 (eiseressen/gemeente Den Haag)

In deze zaak had een gemeente ten onrechte een bouwvergunning (fase I) geweigerd. De aanvraag was niet in strijd met het bestemmingsplan en de gemeente had buiten de daarvoor geldende beslistermijn beslist. Daardoor was de vergunning van rechtswege op dat moment verleend. De ABRvS stelde daarom vast dat het weigeringsbesluit onrechtmatig was. In deze procedure vorderde de aanvraagster vergoeding van de door dit onrechtmatige besluit geleden schade. Een door de bestuursrechter vernietigd besluit is onrechtmatig vanaf het moment dat het is genomen. Dat is niet anders in een geval als dit, waarin de vergunning door het verstrijken van de beslistermijn al van rechtswege is verleend. De rechter hoeft er in het kader van het causaal verband dus niet van uit te gaan dat de aanvrager zonder de onrechtmatige weigering al daarvoor, aan het einde van de beslistermijn, over een vergunning had beschikt. Aansprakelijkheid vanaf een tijdstip vóór het onrechtmatige besluit kan bestaan wanneer het bestuursorgaan onrechtmatig handelt door niet tijdig te beslissen of aanvrager niet in kennis te stellen van de vergunning. Die grondslagen waren in deze zaak echter niet aan de orde.   Lees meer…

Archief

Cassatieblog.nl