HR 5 april 2013, LJN BY8094
Het hof heeft in dit geval ten onrechte van eiser gevergd dat hij, nadat de zaak op de rol was geplaatst voor fourneren, uit eigen beweging een akte zou nemen of daartoe een verzoek zou doen. Ook heeft het hof het beginsel van hoor en wederhoor geschonden door eiser de gelegenheid te onthouden tot het geven van een reactie op akte van verweerder.
Inhoudelijk betreft deze zaak een geschil omtrent de verdeling van een nalatenschap. De erfrechtelijke aspecten van de zaak komen in cassatie echter niet aan bod. In cassatie gaat om de procesrechtelijke vraag of één van de procederende broers (eiser tot cassatie) – tegen de achtergrond van het procesverloop in deze zaak – door het hof in de gelegenheid had moeten worden gesteld om een (nadere) akte te nemen.
In een tussenvonnis had de rechtbank (onder meer) bepaald dat, achtereenvolgens, (i) verweerder in cassatie een akte mocht nemen over onderwerp (a), (ii) eiser tot cassatie een antwoordakte over onderwerp (a) en een akte over onderwerp (b) mocht nemen en (iii) verweerder in een antwoordakte op laatstbedoelde akte mocht reageren. De rechtbank had van dit vonnis tussentijds hoger beroep opengesteld; verweerder heeft van die mogelijkheid gebruikgemaakt.
Het hof heeft in een tussenarrest overwogen de zaak (op de voet van art. 356 Rv) aan zich zou houden en heeft de zaak naar een latere roldatum verwezen voor het nemen van aktes zoals bedoeld in het genoemde tussenvonnis van de rechtbank (dus: over de onderwerpen (a) en (b)) én voor het nemen van een akte over onderwerp (c).
Eiser heeft zich vervolgens in een akte (enkel) uitgelaten over onderwerp (c) en heeft daarbij aangegeven dat hij er – gelet op het in het tussenvonnis geschetste regime voor het nemen van aktes – van uitgaat dat verweerder aan zet is voor de akte over onderwerp (a), waarna hij gelegenheid dient te krijgen voor het nemen van een antwoordakte over onderwerp (a) en akte over onderwerp (b).
Verweerder heeft daarop een (antwoord)akte genomen waarin wordt ingegaan op de onderwerpen (a) en (c). Tevens heeft verweerder betoogd dat eiser weliswaar nog bij antwoordakte zou mogen ingaan op onderwerp (a), maar géén gelegenheid zou moeten krijgen voor een akte over onderwerp (b), aangezien hij de mogelijkheid daartoe aan zich voorbij zou hebben laten gaan.
Het hof heeft vervolgens de zaak op de rol gezet voor fourneren. Daarna heeft het hof in een tussenarrest overwogen dat eiser, nadat verweerder een akte had genomen (over onderwerp (a)), zelf geen akte meer heeft genomen noch een verzoek daartoe heeft gedaan en dat dit voor zijn eigen rekening komt.
De tegen deze beslissing gerichte cassatieklacht – die gebaseerd is op het beginsel van hoor een wederhoor (en de goede procesorde) – wordt gegrond bevonden. Daartoe overweegt de Hoge Raad als volgt:
“Gelet op het (…) tussen partijen gerezen geschilpunt of eiser nog in de gelegenheid diende te worden gesteld tot het nemen van een akte als bedoeld in het tussenvonnis van de rechtbank [over onderwerp (b), GN], mocht eiser ervan uitgaan dat het hof na fourneren over dat geschilpunt zou beslissen, en dat hij in ieder geval nog in de gelegenheid zou zijn te reageren op de akte van verweerder [over onderwerp (a), GN]. Het hof heeft dus ten onrechte van eiser gevergd dat hij, nadat de zaak op de rol was geplaatst voor fourneren, uit eigen beweging een akte zou nemen of daartoe een verzoek zou doen. Ook heeft het hof het beginsel van hoor en wederhoor geschonden door eiser de gelegenheid te onthouden tot het geven van een reactie op de […] akte van verweerder [over onderwerp (a), GN].”