Selecteer een pagina

Alle berichten met de tag: bewijslastverdeling


HR 24 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1272

Erfgename vernietigt schenkingen die erflaatster bij leven had gedaan wegens misbruik van omstandigheden. Het hof had toepassing moeten geven aan de bewijsregel van art. 7:176 BW, door in beginsel op de begiftigde de bewijslast te leggen dat de schenkingen niet door misbruik van omstandigheden zijn tot stand gekomen. Van een uitzondering op deze regel had het hof uitdrukkelijk verantwoording moeten afleggen. (meer…)

HR 22 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:724

(1) Voor de vaststelling dat sprake is van ‘samenwonen als waren zij gehuwd’ ( art. 1:160 BW) moet aan vijf vereisten voldaan zijn. De stelplicht en bewijslast voor al deze vereisten ligt bij de alimentatieplichtige. ’s Hofs aanname dat (ook) aan het vereiste van wederzijdse verzorging was voldaan, strookt niet met deze bewijslastverdeling. (2) Bij het opleggen van een terugbetalingsverplichting na beëindiging van de alimentatieaanspraak ex art. 1:160 BW gelden niet de bijzondere motiveringseisen van (o.a.) HR 6 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:232, CB 2015-30. (3) Kosten van het rechercherapport kwalificeren niet als proceskosten in de zin van art. 239 Rv(meer…)

HR 12 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3593 (FAR Trading / Edco Eindhoven)

Wanneer een schuldenaar (verkoper) zich beroept op de rechtsgevolgen van de klachtplichtregelingen van art. 6:89 en 7:23 BW, ligt het op de weg van de schuldeiser (koper) om te bewijzen dat en wanneer hij heeft geklaagd over gebreken in de prestatie. Het is vervolgens aan de verkoper om te bewijzen dat daarmee niet tijdig is geklaagd. Deze bijzondere regel van bewijslastverdeling wordt gerechtvaardigd door de omstandigheid dat de klachtplichtregelingen de strekking hebben de verkoper te beschermen. Als op de verkoper ook het bewijsrisico ter zake van de klacht zelf en het tijdstip daarvan zou rusten, zou aan deze strekking van de klachtplichtregeling te zeer afbreuk worden gedaan. (meer…)

HR 24 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:153 (Sansto c.s./mr. Reiziger q.q.)

(1) De bewijslast ten aanzien van de vraag of sprake is geweest van kennelijk onbehoorlijk bestuur en of dit een belangrijke oorzaak van het faillissement is geweest, rust ingevolge art. 150 Rv op de curator. (2) Voor aansprakelijkheid op grond van kennelijk onbehoorlijk bestuur is onvoldoende dat dit een voorwaarde is geweest voor het faillissement. 3. Een beroep in rechte op een vernietigingsgrond als geregeld in art. 3:51 lid 3 BW, is vormloos. (meer…)

Cassatieblog.nl