HR 12 maart 2021 ECLI:NL:HR:2021:373
Als voor een woning in een complex van woningen meer of minder warmte hoeft te worden geleverd door (bijvoorbeeld) de ligging van de woning in het complex of vanwege de warmteafgifte die plaatsvindt via transportleidingen, mag daarmee rekening worden gehouden bij het bepalen van het voor die woning in rekening te brengen bedrag voor de levering van warmte. Dat beslist de Hoge Raad in deze zaak over de Warmtewet.
De Warmtewet en correctiefactoren
Deze zaak draait om de uitleg van de Warmtewet zoals die gold in de periode van 1 januari 2014 tot 1 juli 2019 (de Warmtewet 2014). De Warmtewet 2014 regelt welke kosten bij individuele gebruikers in rekening mogen worden gebracht voor de levering van warmte. Het uitgangspunt daarbij is dat een zo nauwkeurig mogelijke benadering moet worden bereikt van het werkelijke aandeel van het verbruik van de individuele verbruiker.
De vraag die in deze zaak centraal staat is of het onder de Warmtewet 2014 is toegestaan om bij het bepalen van het bij de individuele gebruiker in rekening te brengen bedrag zogenaamde correctiefactoren te hanteren. Het gaat dan om een correctie op het gemeten of berekende verbruik, bijvoorbeeld vanwege de ligging van de woning binnen een complex van woningen of vanwege de warmteafgifte die plaatsvindt via transportleidingen binnen dat complex. Deze correctiefactoren zijn in het leven geroepen omdat in de praktijk bleek dat het individuele verbruik van een verbruiker zonder deze correctiefactoren niet altijd accuraat kon worden bepaald.
Het gebruik van deze correctiefactoren was vóór de inwerkingtreding van de Warmtewet 2014 toegestaan en ook in de opvolger van de Warmtewet 2014 is het gebruik van bepaalde correctiefactoren uitdrukkelijk toegestaan. In de Warmtewet 2014 was hierover echter niets geregeld.
Het gerechtshof Amsterdam overwoog dat onder de Warmtewet 2014 uitgangspunt moest zijn dat het gebruik van correctiefactoren niet is toegestaan. Over deze overweging van het hof wordt in cassatie geklaagd. Volgens A-G Wissink moet deze klacht, na weging van diverse voor- en tegenargumenten, uiteindelijk worden verworpen.
De Hoge Raad
De Hoge Raad denkt hier anders over. Volgens de Hoge Raad moet de Warmtewet 2014 zo worden uitgelegd dat het gebruik van correctiefactoren niet is uitgesloten. Daarvoor noemt de Hoge Raad de volgende argumenten:
- Deze uitleg is niet onverenigbaar met de bepalingen van de Warmtewet 2014 of de Richtlijn energie-efficiëntie (waarbij de Warmtewet 2014 beoogt aan te sluiten), nu geen van deze bepalingen het gebruik van correctiefactoren verbiedt.
- Deze uitleg is ook niet onverenigbaar met de wetsgeschiedenis van de Warmtewet 2014 en van diens opvolger.
- De betrokken minister heeft kort na de invoering van de Warmtewet 2014 in een kamerbrief opgemerkt (i) dat het wenselijk blijft om het gebruik van correctiefactoren toe te staan, omdat anders individuele gebruikers kunnen worden geconfronteerd met een significante stijging van hun energierekening, en (ii) dat daartoe de wet zal worden aangepast.
- De branchevereniging voor woningcorporaties in Nederland, heeft – naar aanleiding van genoemde kamerbrief van de minister – in september 2014 in haar handleiding opgenomen dat het is toegestaan voor 1 januari 2014 bestaande correctiefactoren te hanteren.
- Het gebruik van correctiefactoren bevordert (i) een zo nauwkeurig mogelijke berekening van de werkelijke warmtelevering aan de individuele gebruiker en (ii) een rechtvaardiger verdeling van de totale kosten van warmtelevering onder alle bewoners van een complex van woningen.
- Toepassing van correctiefactoren strookt met het voorschrift van de Warmtewet 2014 dat de leverancier van warmte zich onthoudt van iedere vorm van ongerechtvaardigd onderscheid.
Met deze uitspraak van de Hoge Raad is duidelijk dat het zowel voor, tijdens als na de Warmtewet 2014 is toegestaan (bepaalde) correctiefactoren te gebruiken bij het bepalen van het bij de individuele gebruiker in rekening te brengen bedrag voor de levering van warmte.