Op een verdeling ter uitvoering van een in huwelijkse voorwaarden opgenomen periodiek en finaal verrekenbeding, overeengekomen in een vóór 1 september 2002 gesloten echtscheidingsconvenant, is het wettelijk bewijsvermoeden van art. 3:196 BW niet (analoog) van toepassing. Het verzuim terzake de nakoming van een dergelijke verdeling treedt op de voet van art. 6:83 aanhef en onder a BW, aanstonds en zonder ingebrekestelling in op het moment waarop de vordering uit hoofde van het finale verrekenbeding volgens de tussen partijen geldende huwelijkse voorwaarden opeisbaar wordt. (meer…)
In de schadestaatprocedure kunnen slechts schadeposten aan de orde komen die zijn veroorzaakt door de in de hoofdprocedure vastgestelde tekortkoming. Blijkens art. 615 Rv is echter onverschillig of de schadeposten reeds in de hoofdprocedure waren gesteld. ’s Hofs oordeel dat in de hoofdprocedure een bepaald schadevoorval centraal heeft gestaan en dat in de schadestaatprocedure daarom geen ruimte bestaat voor het opvoeren van schadeposten uit een daaraan voorafgaande periode, is onbegrijpelijk. (meer…)
(1) Ook als een concessieovereenkomst voor diensten niet in het openbaar behoeft te worden aanbesteed, moeten de fundamentele regels van het EG-Verdrag en de daaruit voortvloeiende transparantieverplichting in acht worden genomen. Daarvoor is echter wel een grensoverschrijdend belang vereist. (2) Of bij een overeenkomst een voordeel is verstrekt dat niet langs normale commerciële weg zou zijn verkregen (zodat sprake kan zijn van verboden staatssteun), wordt bepaald door de ten tijde van het aangaan van de overeenkomst kenbare marktsituatie en voorzienbare marktontwikkelingen. (3) Art. 108 VWEU verzet zich niet tegen het uitspreken van partiële nietigheid (in plaats van algehele nietigheid) van een rechtshandeling waarin verboden staatssteun besloten ligt. (meer…)
In deze procedure is abusievelijk de moedermaatschappij van een verzekeraar gedagvaard in plaats van de verzekeraar zelf. Gezien de uitlatingen van de moedermaatschappij dat zij een inhoudelijk oordeel over de vordering wenst en dat de dochtermaatschappij/ verzekeraar zich zal houden aan dat inhoudelijke oordeel, bestaat ondanks het dagvaarden van de verkeerde partij toch een voldoende belang bij inhoudelijke beoordeling van de vordering. De omstandigheid dat de moedermaatschappij tijdens de procedure door ontbinding en vereffening is opgehouden te bestaan, staat niet in de weg aan voortzetting van de procedure. (meer…)
Wij maken gebruik van cookies voor webanalyse en social media sharing. Google Analytics analyseert met behulp van cookies hoe de website wordt gebruikt. Daarnaast toont deze blog knoppen om informatie te delen op sociale media. Deze knoppen worden enkel weergegeven als u toestemming geeft cookies te plaatsen op uw computer. Meer informatie vindt u in onze privacyverklaring .