HR 22 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:590

Onder ‘aard van de schade’ als bedoeld in art. 6:98 BW valt ook letselschade (waaronder begrepen geestelijk letsel). Letselschade geeft in beginsel aanleiding voor een ruimere toerekening.

Achtergrond

Achtergrond

In een televisie-uitzending zijn beelden getoond van een meneer (hierna: eiser), waarbij hij als heler van gestolen goederen is neergezet. Later is gebleken dat dit niet juist was: de goederen die eiser verkocht, waren niet afkomstig van diefstal, maar van een brandschade. Eiser meent door de televisie-uitzending onder meer psychische klachten (geestelijk letsel) te hebben geleden en stelt het omroepbedrijf en de producent van het programma (hierna gezamenlijk: SBS c.s.), daarvoor aansprakelijk.

In cassatie staat vast dat SBS c.s. onrechtmatig hebben gehandeld jegens eiser door het uitzenden van de beelden en dat zogeheten condicio sine qua non-verband bestaat tussen de uitzending en de psychische klachten (het geestelijk letsel) van eiser. Eiser heeft dus letsel geleden, waaronder dient te worden begrepen schade die het gevolg is van het door de uitzending veroorzaakte geestelijke letsel. In cassatie gaat het (met name) om de vraag in hoeverre deze schade kan worden toegerekend aan SBS c.s. (in de zin van art. 6:98 BW).

Toerekening in de zin van art. 6:98 BW

Voor vergoeding komt slechts in aanmerking schade die in zodanig verband staat met de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid van de schuldenaar berust, dat zij hem, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade, als een gevolg van deze gebeurtenis kan worden toegerekend (art. 6:98 BW). De aard van de schade is dus een omstandigheid die bij het onderzoek naar de in art. 6:98 BW bedoelde toerekening moet worden betrokken.

In casu gaat het om letselschade (in het bijzonder: geestelijk letsel). Dit valt onder ‘aard van de schade’. Letselschade geeft in beginsel aanleiding voor een ruimere toerekening, zoals (ook) blijkt uit de overwegingen die de Hoge Raad geeft op dit punt (onder verwijzing naar zijn eerdere rechtspraak). In deze zaak is name van belang de volgende overweging:

“In geval van schade die bestaat in fysiek of geestelijk letsel moet het deel van die schade dat (mede) is ontstaan of verergerd door een eventuele persoonlijke predispositie van de benadeelde waarvan niet aannemelijk is dat deze zonder de aansprakelijkheidvestigende gebeurtenis in de toekomst zou hebben geleid tot (dat deel van) die schade, in beginsel op grond van art. 6:98 BW aan de aansprakelijke worden toegerekend.”

Het oordeel van het hof blijft niet in stand

Gelet op het voorgaande kan het arrest van het hof niet in stand blijven. Het hof heeft de omstandigheid dat eiser letselschade heeft geleden niet betrokken bij het onderzoek naar de in art. 6:98 BW bedoelde toerekening. Het hof heeft voorts verzuimd bij het onderzoek te betrekken dat het deel van de letselschade dat (mede) is ontstaan of verergerd door een eventuele predispositie waarvan niet aannemelijk is dat deze zonder de uitzending in de toekomst zou hebben geleid tot (dat deel van) het geestelijk letsel, in beginsel op grond van art. 6:98 BW aan SBS c.s. moet worden toegerekend.

Volgt vernietiging en verwijzing. Deze afdoening is conform de conclusie van A-G Vlas

Cassatieblog.nl

Share This