Alle berichten van: Femke Ruitenbeek-Bart


HR 13 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:1884

Door de hoogte van de kinderalimentatie op een bepaald bedrag te bepalen, zonder daarbij kenbaar de behoefte van het kind en de draagkracht van de man te hebben vastgesteld, heeft het hof onvoldoende inzicht gegeven in de gedachtegang die ten grondslag ligt aan het vastgestelde alimentatiebedrag. Daardoor kan niet worden beoordeeld of dit bedrag voldoet aan de wettelijke maatstaven (art. 1:397 BW Sint Maarten). (meer…)

HR 6 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:1586 (Ageas N.V. (vh Fortis N.V.)/VEB NCVB en SICAF c.s.)

Bij de beoordeling of de gang van zaken rondom de overname van ABN AMRO door (o.a.) Fortis als wanbeleid kwalificeert heeft het hof – beoordeeld naar de omstandigheden ten tijde van de gelaakte handelingen en besluitvorming – gekeken naar de kennis en het inzicht die Fortis als systeembank behoorde te hebben. De klacht dat deze beoordeling getuigt van hindsight bias is ongegrond. Bij het oordeel omtrent wanbeleid is niet beslissend of bepaalde gedragingen volgens de Richtlijn Marktmisbruik en de daarop gebaseerde Wet op het financieel toezicht al dan niet toelaatbaar waren, omdat deze normen een andere strekking hebben dan de enquêteregeling van Boek 2 BW. (meer…)

Rechtbank Gelderland 20 november 2013, ECLI:NL:RBGEL:2013:4690

De rechtbank Gelderland heeft aan de Hoge Raad de  prejudiciële vraag voorgelegd of art. 6:96 lid 6 BW aldus moet worden uitgelegd dat na de daarin vermelde aanmaning van de debiteur-consument om binnen veertien dagen alsnog te betalen, vergoeding van buitengerechtelijke kosten is verschuldigd, ook zonder dat de crediteur na het verzenden van die (veertiendagen)brief nog een nadere incassohandeling verricht. (meer…)

HR 22 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1380

Het hof is van een onjuiste rechtsopvatting van art. 166 lid 1 Rv uitgegaan door het bewijsaanbod van de man te passeren, op de grond dat de man niet heeft vermeld wat hij en zijn zuster anders of meer zouden kunnen verklaren dan hetgeen is vermeld in de door de man overgelegde brief van zijn zus over de tussen hen overeengekomen geldlening. (meer…)

HR 15 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1260

Als de BOPZ-rechter de beslistermijn van vier weken (art. 17 lid 2 Wet BOPZ) overschrijdt,  dan verleent de geneesheer-directeur op verzoek van de betrokkene, ontslag, tenzij op verzoek van betrokkene een deskundige wordt gehoord (art. 48 lid 2 Wet BOPZ). Gelet op art. 5 lid 4 EVRM geldt in dat geval dat de rechter op het verzoek machtiging voortgezet verblijf moet beslissen binnen vier weken nadat het deskundigenbericht ter griffie is binnengekomen. (meer…)

Cassatieblog.nl