Selecteer een pagina

Alle berichten van: Femke Ruitenbeek-Bart


HR 25 mei 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU9920 (LVNL/Chips(h)ol III)

De handelingen van Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL), verricht in het kader van haar wettelijke taak tot advisering omtrent de luchtverkeersveiligheid, vallen niet onder de reikwijdte van de formele rechtskracht van de op die advisering gebaseerde besluiten. Gelet op de zelfstandige, onafhankelijke adviserende en informatieverstrekkende rol van LVNL wijkt deze situatie wezenlijk af van het Gemeente Valkenswaard-arrest, waarin het ging om het verstrekken van (later onjuist gebleken) inlichtingen die zozeer samenhangen met het beoogde besluit, dat zij daarvan een onzelfstandig karakter dragen en daardoor in beginsel worden “gedekt” door de formele rechtskracht van dat besluit. (meer…)

In 2011 is de gemiddelde doorlooptijd van de behandeling van cassatiezaken in alle drie sectoren (civiel, straf, belasting) afgenomen. In civiele dagvaardingszaken was de gemiddelde doorlooptijd 501 dagen (in 2010 nog 547 dagen); in rekestzaken – net als in 2010 – 319 dagen. In 55% van de behandelde zaken is het cassatieberoep volledig op de voet van art. 81 RO afgedaan en in 19% volgde vernietiging van de bestreden uitspraak. Dat blijkt uit het Jaarverslag 2011 dat de Hoge Raad heeft gepubliceerd. (meer…)

HR 4 mei 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV6687 (Stichting Vivare/X)

Het Uniform Aanbestedingsreglement (UAR) 2001 is recht in de zin van art. 79 RO en de toepassing daarvan kan dus in cassatie volledig op juistheid worden getoetst. Anders dan het hof heeft geoordeeld, vereist art. 25 lid 2 UAR 2001 dat de opdracht door de aanbesteder schriftelijk wordt verstrekt en dat zij ook schriftelijk wordt bevestigd. (meer…)

HR 27 april 2012 ECLI:NL:HR:2020:BW0017 (X/Koninklijke TNT Post B.V.)

Een aanpassing van de arbeidsomvang op grond van het (weerlegbare) rechtsvermoeden van art. 7:610b BW kan worden toegewezen met ingang van een datum die gelegen is vóór die van de indiening van dat verzoek. (meer…)

HR 13 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV2629 (X/mr. Tiethof q.q.)

Indien de bij een rechtshandeling betrokken partijen berusten in de buitengerechtelijke vernietiging daarvan, geldt ten opzichte van een derde het vermoeden dat deze vernietigingsverklaring effect heeft gehad. Het ligt op de weg van de derde om dit vermoeden te ontzenuwen. Derdenbeslag onder de schuldenaar ten laste van zijn schuldeiser levert in beginsel schuldeisersverzuim op. Was de schuldenaar ten tijde van de beslaglegging reeds in verzuim, dan ligt het echter op zijn weg om aan te tonen dat hij wel in staat en bereid was zijn verbintenis te voldoen, maar daartoe uitsluitend door het derdenbeslag werd verhinderd. (meer…)

Cassatieblog.nl