Alle berichten van: Karlijn Teuben


HR 1 juni 2012,  ECLI:NL:HR:2012:BV3678 (IF en SIF/Eimskip)

Het CMR-Verdrag is in het algemeen niet van toepassing op multimodaal vervoer (vervoer van goederen met verschillende transportmiddelen) dat niet het zogeheten “stapelvervoer” betreft. In geval van multimodaal vervoer is het CMR-verdrag ook niet van toepassing op het gedeelte van het vervoerstraject dat over de weg plaatsvindt, omdat een stelsel waarin de toepasselijke regels veranderen al naar gelang het specifieke vervoertraject, onwerkbaar is. (meer…)

HR 27 april 2012, LJN BV6690

Wanneer de schuldeiser de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke kosten (als bedoeld in art. 6:96 lid 2 onder c BW) niet voldoende heeft gespecificeerd, hoeft de rechter niet over te gaan tot een (forfaitaire) begroting van deze kosten of toewijzing van een bedrag dat hij redelijk acht. Ook de (niet-bindende) Aanbeveling II uit het rapport Voor-werk II ontslaat de rechter niet van de beoordeling of de gevorderde buitengerechtelijke kosten in de gegeven omstandigheden redelijk is. Een en ander is niet in strijd met art. 3 van de Richtlijn betalingsachterstanden bij handelstransacties. (meer…)

HR 13 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW1999 (Stichting Mothers of Srebrenica c.s./Staat en Verenigde Naties)

De immuniteit die aan de Verenigde Naties (VN) is verleend, is absoluut. Het handhaven daarvan behoort tot de verplichtingen van de leden van de VN die ingevolge art. 103 van het VN-Handvest in geval van strijdigheid voorrang hebben boven verplichtingen krachtens andere internationale overeenkomsten. Uit de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof (IGH) van 3 februari 2012 volgt dat ook de bijzondere ernst van de verwijten die in dit geval aan de VN worden gemaakt (te weten het niet voorkomen van de genocide die na de val van de enclave Srebrenica door de Bosnische Serviërs is gepleegd), niet kan meebrengen dat aan de VN in deze procedure geen immuniteit toekomt. (meer…)

HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU3784 (ASR/Achmea)

Op de verjaring van een regresvordering tussen hoofdelijk medeschuldenaren (art. 6:10 lid 2 BW) is de verjaringstermijn van vijf jaar van art. 3:310 lid 1 BW van toepassing. Deze termijn gaat niet eerder lopen dan het moment waarop de regresvordering is ontstaan. Dit laatste is het geval zodra één van de hoofdelijk schuldenaren de vordering van de schuldeiser voldoet voor meer dan het gedeelte dat hem aangaat. (meer…)

HR 30 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV1295 (Onderlinge Levensverzekering Maatschappij/Nationale-Nederlanden)

Een redelijke uitleg van een AVB-polis die mede de aansprakelijkheid van een verzekerde als werkgever tegenover zijn ondergeschikten dekt voor letselschade van werknemers die in deelnemen aan het wegverkeer, brengt in beginsel mee dat deze polis tevens dekking verleent tegen een (op art. 7:611 BW gebaseerde) aansprakelijkheid van de werkgever op de grond dat hij heeft verzuimd tegen dat risico een behoorlijke verzekering te sluiten voor zijn werknemers. De functie die een AVB-polis in het maatschappelijk verkeer vervult en de daarop gebaseerde verwachtingen van verzekerden, rechtvaardigen een ruime dekkingsomvang, ook als de gedekte schade in de polisvoorwaarden is omschreven als “schade aan personen en schade aan zaken”. (meer…)

Cassatieblog.nl