Dossier: Aansprakelijkheid en schadevergoeding


HR 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704 (Fa-Med/Verweerster)

De Hoge Raad beantwoordt (wederom) prejudiciële vragen over de in art. 6:96 lid 6 BW bedoelde veertiendagenbrief. De vragen gaan over (stelplicht en bewijslast ter zake van) de aanvang van de veertiendagentermijn en de gevolgen van een onjuiste vermelding daarvan. Kern is dat de consument-schuldenaar de volle veertien dagen de gelegenheid moet krijgen om zijn geldschuld te betalen, alvorens incassokosten verschuldigd te zijn, dat de schuldeiser moet bewijzen dat deze gelegenheid ook is geboden en dat geen incassokosten verschuldigd zijn indien de termijn onjuist, verwarrend of misleidend is weergegeven. (meer…)

HR 30 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2213

Of van uitlatingen van de Staat een onjuist of misleidend signaal uitgaat of te duchten is in de zin van art. 5:58 lid 1 sub d Wft (oud), wordt beoordeeld aan de hand van de ‘maatman-belegger’ (vgl. HR 27 november 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH2162, NJ 2014/2011 (World Online)). Het oordeel van het hof dat van de informatieverstrekking door de Staat tijdens de reddingsoperatie van Fortis geen onjuist of misleidend signaal uitging wordt door de Hoge Raad in stand gelaten. (meer…)

HR 7 oktober 2016, ECLI:NL:HR:2016:2285 (Resort of the World/Maple Leaf)

(1) In geval van onrechtmatige crediteursbenadeling is de te vergoeden schade niet zonder meer gelijk aan de vordering waarvan men het verhaal wilde verijdelen. In een dergelijk geval is vereenzelviging een vorm van redres die te ver gaat. (2) Voor toerekening van onrechtmatig handelen of nalaten van functionarissen aan rechtspersonen op grond van de Babbel-maatstaf is de formele hoedanigheid van de handelende persoon niet beslissend. (meer…)

HR 7 oktober 2016, ECLI:NL:HR:2016:2283

De beantwoording van de vraag of een weg voldoet aan de eisen die daaraan mogen worden gesteld en dus niet gebrekkig is, dient te geschieden aan de hand van de ‘Kelderluikcriteria’. De aansprakelijkheid van een wegbeheerder is ingevolge art. 6:174 BW beperkt tot de gebreken die samenhangen met de verkeersfunctie van de openbare weg. De aanwezigheid van een voorwerp op een openbare weg dat niet behoort tot de weg in de zin van art. 6:174 lid 1 BW en dat gevaar schept voor personen of zaken, is derhalve niet een gebrek van de weg als bedoeld in art. 6:174 BW. Een wegbeheerder kan echter, mede uit hoofde van zijn algemene zorgplicht ten aanzien van de veiligheid van weggebruikers, wel aansprakelijk zijn voor de aanwezigheid van voorwerpen op de weg op grond van art. 6:162 BW. (meer…)

HR 30 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2215 (Qnow/Verweerder)

(1) Alle (materiële én processuele) fouten bij de uitoefening van de rechterlijke taak van arbiters dienen te worden beoordeeld naar de Greenworld-maatstaf (persoonlijke aansprakelijkheid in geval van opzet, bewuste roekeloosheid of grof plichtsverzuim). (2) ’s Hofs oordeel dat het ontbreken van de handtekeningen van twee arbiters onder het arbitrale vonnis geen grof plichtsverzuim van de voorzitter oplevert, is onjuist of onbegrijpelijk. (meer…)

HR 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 en ECLI:NL:HR:2016:2015

(1) Op grond van art. 7 lid 1 Wte 1995 dient de cliëntenremisier die zich niet beperkt tot het aanbrengen van een potentiële belegger bij een beleggings- of effecteninstelling, maar hem tevens beleggingsadvies geeft, over een vergunning te beschikken. (2) De eigen schuldregel voor effectenlease (1 staat tot 2) lijdt uitzondering en de vergoedingsplicht van de aanbieder blijft geheel in stand, indien de cliëntenremisier zonder vergunning tevens beleggingsadvies heeft verstrekt en de aanbieder dit weet of behoort te weten. Dit geldt ook indien de mogelijke financiële gevolgen geen onaanvaardbaar zware last voor de afnemer vormden. (meer…)

Cassatieblog.nl