Dossier: Aansprakelijkheid en schadevergoeding


HR 13 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:588 (Eiser/Stichting Bedrijfstak pensioenfonds voor het beroepsvervoer over de weg)

De hoofdelijke verbondenheid van een beherend vennoot van een commanditaire vennootschap is niet beperkt tot verbintenissen van de vennootschap die zijn ontstaan nadat hij als vennoot is toegetreden. (meer…)

HR 13 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:586 (MFE/KF c.s.)

Voor vergoeding van kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid als bedoeld in art. 6:96 lid 2 sub b BW is niet vereist dat uiteindelijk komt vast te staan dat schade is geleden. (meer…)

HR 6 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:522 (Curatoren ZHG/Verweerster)

Het hof heeft niet vastgesteld dat verweerster heeft bewezen dat de onbehoorlijke taakvervulling niet aan haar te wijten is geweest en dat zij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen van de onbehoorlijke taakvervulling af te wenden. ’s Hofs oordeel dat verweerster zich kan disculperen ex art. 2:248 lid 3 BW, geeft derhalve blijk van een onjuiste rechtsopvatting. (meer…)

HR 27 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:499 (ING/Verweerders)

Bij het oordeel of een (indirect) bestuurder een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt ter zake van na een faillissementsaanvraag verstrekte betalingsopdrachten, kan de onbekendheid van de (indirect) bestuurder met de terugwerkende kracht van het faillissement van belang zijn.  (meer…)

HR 6 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:246

Als een vennootschap tekortschiet in de nakoming van een verbintenis of een onrechtmatige daad pleegt, is uitgangspunt dat alleen de vennootschap aansprakelijk is voor daaruit voortvloeiende schade. Onder bijzondere omstandigheden is evenwel, naast voor aansprakelijkheid van die vennootschap, ook ruimte voor aansprakelijkheid van een bestuurder van de vennootschap. Voor het aannemen van zodanige aansprakelijkheid is vereist dat die bestuurder ter zake van de benadeling persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. (meer…)

HR 30 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:178 (Stichting Exploitatie Nederlandse Staatsloterij/Stichting Loterijverlies.nl)

(1) Voor misleiding (art. 6:194 BW (oud)) is noodzakelijk en voldoende dat de onjuiste of onvolledige informatie de maatman misleidt of kan misleiden en door haar misleidende karakter zijn economische gedrag kan beïnvloeden. Het hof heeft op toereikende gronden geoordeeld dat het verschil tussen gepresenteerde winkansen en de werkelijke winkansen van voldoende materieel belang was om de beslissing van de gemiddelde consument te beïnvloeden. (2) Een redelijke wetsuitleg brengt mee dat het minimumuitkeringspercentage van art. 8 lid 2 Wet op de Kansspelen niet ziet op iedere trekking afzonderlijk, maar ziet op een gemiddeld uitkeringspercentage over een langere periode (van een jaar). (meer…)

Cassatieblog.nl