Dossier: Insolventierecht


HR 24 september 2021, ECLI:NL:HR:2021:1353

Van de wettelijke regeling voor het beëindigen van de toepassing van de schuldsaneringsregeling mag niet worden afgeweken als het boedelactief een beperkte omvang heeft. Ook dan moet een verificatievergadering plaatsvinden en een slotuitdelingslijst worden opgemaakt. (meer…)

HR 4 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:833

Schulden die voortvloeien uit bestuursrechtelijke lasten die aan de curator zijn opgelegd wegens de niet-naleving van milieuwetgeving, zijn volgens de Hoge Raad boedelschulden. De overheid heeft voor deze kosten dus een gunstige verhaalspositie. (meer…)

HR 16 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:1164

Binnen het Unierecht is voor het bestaan van een ondergeschiktheidsband kenmerkend het feit dat een werknemer onder het gezag staat van een andere persoon, die niet alleen bepaalt (i) welke prestaties van hem worden verwacht, maar ook (ii) op welke wijze hij die moet verrichten en (iii) wiens instructies en interne voorschriften hij moet naleven. Voor de vraag of sprake is van een ondergeschiktheidsband tussen een werknemer en een vennootschap, is echter niet zonder meer van belang dat die vennootschap sterk verweven is met de rechtspersoon bij wie de werknemer in dienst is. (meer…)

HR 11 juni 2021 ECLI:NL:HR:2021:859

De schuldenaar kan in hoger beroep opkomen tegen de afwijzing van het primaire verzoek om een bevel tot instemming met een schuldregeling, als de rechtbank (i) ook het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling heeft afgewezen en (ii) de schuldenaar ook daartegen in hoger beroep opkomt of dit subsidiaire verzoek in hoger beroep niet handhaaft. Dit geldt ook als door de rechtbank nog niet is beslist op het subsidiaire verzoek, maar wel op het primaire verzoek. (meer…)

HR 4 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:1954

Art. 6:88 lid 1, aanhef en onder a, BW bepaalt dat de tekortschietende schuldenaar aan de schuldeiser een redelijke termijn kan stellen om te laten weten welke van de hem ten dienste staande middelen hij wenst uit te oefenen. Maakt de schuldeiser geen keus, dan kan hij slechts aanspraak maken op de schadevergoeding waarop de tekortkoming recht geeft. Als de oorspronkelijke verbintenis van de schuldenaar aldus wordt omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding gaat die oorspronkelijke verbintenis teniet (art. 6:87 lid 1 BW). Als die verbintenis uit een wederkerige overeenkomst voortvloeit, blijft de schuldeiser gehouden zijn eigen prestatie te verrichten. Deze verbintenis ondergaat geen verandering. (meer…)

Cassatieblog.nl