Selecteer een pagina

Dossier: Insolventierecht


HR 23 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:2189 (Curatoren Eurocommerce/Rabobank)

In deze prejudiciële procedure staat de vraag centraal hoe een bank moet omgaan met stortingen op de rekening-courant in het zicht van faillissement van de rekeninghouder. De bank heeft (ook op grond van de algemene bankvoorwaarden) een openbaar pandrecht op al hetgeen de rekeninghouder van de bank te vorderen heeft. Binnen de rekening-courantverhouding wordt de bank door een betaling van een schuldenaar aan de rekeninghouder op zijn beurt schuldenaar van de rekeninghouder, maar kan de bank deze schuld verrekenen met wat hij van de rekeninghouder te vorderen heeft. De Hoge Raad beslist dat op deze verrekening art. 54 Fw van toepassing is, welk artikel onder omstandigheden aan verrekening in de weg staat. Als betalingen op de rekening binnenkomen na het peilmoment (het moment dat de bank niet meer te goeder trouw is in de zin van art. 54 Fw), mag de bank zich daarop niet verhalen, ook niet op grond van zijn pandrecht. (meer…)

HR 9 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:2067

De curator van een gefailleerde huurder staat toe dat een derde – in strijd met het verbod van onderverhuur in de huurovereenkomst en zonder instemming van de verhuurder – gebruik maakt van het gehuurde winkelpand. Dit vormt een ‘actieve’ schending door de curator van een voortdurende verplichting van de gefailleerde huurder tot nalaten zoals bedoeld in het arrest Credit Suisse/Jongepier q.q. (ECLI:NL:HR:2018:424 besproken in CB 2018-56). De curator had op dit punt geen beleidsvrijheid. Dit betekent dat de curator (in beginsel) persoonlijk aansprakelijk is.  (meer…)

HR 26 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1988 (Staat/V.)

Onder schuldeiser valt in de Faillissementswet te verstaan een natuurlijke persoon of een rechtspersoon. Vorderingen van organen en onderdelen van de Staat die geen rechtspersoonlijkheid bezitten, zoals de ontvanger en de belastingdienst, hebben voor de toepassing van de Faillissementswet te gelden als vorderingen van een en dezelfde schuldeiser, de Staat. Er is geen grond om hierop een uitzondering te maken voor organen of onderdelen van de Staat die organisatorisch, budgettair of begrotingstechnisch in vergaande mate zelfstandig zijn. (meer…)

HR 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1799 (LM Vermietungs Gmbh / Van Boven q.q.)

De uitsluiting van hoger beroep tegen een door de rechter-commissaris op de voet van art. 176 Fw gegeven beschikking ziet uitsluitend op de procedure waarin de curator toestemming heeft verzocht om tot onderhandse verkoop van goederen over te gaan en de rechter-commissaris die toestemming heeft verleend. Deze uitsluiting ziet dus niet op het geval dat een schuldeiser opkomt tegen de handeling waartoe de curator het voornemen heeft, zelfs als de curator eerder toestemming van de rechter-commissaris heeft verkregen. (meer…)

HR 6 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1100

Een uitspraak dat de curator op de voet van art. 27 lid 3 Fw het geding van de gefailleerde heeft overgenomen, houdt tevens de vaststelling in dat de gefailleerde buiten het geding is gesteld en heeft te gelden als een einduitspraak. Tegen die uitspraak staat voor de gefailleerde cassatieberoep open. In het geval dat het ging om een procedure waarin de gefailleerde in verzet was gekomen tegen de faillietverklaring van een derde, kan op grond van art. 12 Fw gedurende acht dagen na de dag van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld. (meer…)

HR 22 juni 2018  ECLI:NL:HR:2018:982

Indien tijdens de instantie waarin een schorsingsgrond zich aandient, geen toepassing wordt gegeven aan art. 225 Rv en het geding op naam van de oorspronkelijke partijen wordt voortgezet, kan in een volgende instantie niet alsnog op die grond schorsing van het geding worden ingeroepen.  (meer…)

Cassatieblog.nl