HR 21 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:396 (X/DAS Rechtsbijstand)
Het recht op vrije keuze van een rechtshulpverlener is niet afhankelijk van een besluit van de rechtsbijstandverzekeraar dat de zaak door een externe rechtshulpverlener zal worden behandeld.
Op 7 november 2013 gaf het Hof van Justitie van de Europese Unie antwoord op prejudiciële vragen van de Hoge Raad inzake het recht op vrije advocaatkeuze, zoals verankerd in art. 4 van de EG Richtlijn 87/344 (zie eerder CB 2012-186 en CB 2013-188).
Volgens het Hof moet art. 4 lid 1 sub a van de richtlijn aldus worden uitgelegd dat het zich ertegen verzet dat een rechtsbijstandverzekeraar die in zijn verzekeringsovereenkomsten regelt dat rechtsbijstand in beginsel wordt verleend door zijn eigen werknemers (de zogenaamde natura-rechtsbijstandverzekering), tevens bedingt dat de kosten van rechtsbijstand van een door de verzekerde vrij gekozen advocaat of rechtsbijstandverlener slechts vergoed kunnen worden indien de verzekeraar van mening is dat de behandeling van de zaak aan een externe rechtshulpverlener moet worden uitbesteed. Daarbij maakt volgens het Hof geen verschil of de betreffende procedure al of niet valt onder het procesmonopolie van advocaten.
Deze beantwoording brengt mee dat het door eiser ingestelde cassatieberoep slaagt. De Hoge Raad overweegt:
“2.3 Uit de beantwoording van de prejudiciële vragen door het HvJEU volgt dat de onderdelen 1 en 2 van het middel terecht aanvoeren dat het recht op vrije keuze van een rechtshulpverlener niet afhankelijk is van een besluit van de rechtsbijstandverzekeraar dat de zaak door een externe rechtshulpverlener zal worden behandeld.”
Nu in casu vaststond dat DAS instemde met het voeren van een procedure voor de kantonrechter, had het hof de primaire vordering van eiser (strekkend tot vergoeding van de kosten van de door eiser zelf gekozen advocaat) moeten toewijzen, aldus de Hoge Raad (rov. 2.4). Er volgt vernietiging en verwijzing (rov. 2.5).
DAS Rechtsbijstand is in cassatie bijgestaan door Ans van Duijvendijk-Brand en Hans van Wijk en bij het Hof van Justitie door Berend Jan Drijber en Hans van Wijk.