Selecteer een pagina
Art. 2:11 BW geldt in alle gevallen van aansprakelijkheid rechtspersoon op grond van de wet

Art. 2:11 BW geldt in alle gevallen van aansprakelijkheid rechtspersoon op grond van de wet

HR 17 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:275

Art. 2:11 BW is van toepassing in alle gevallen waarin een rechtspersoon in zijn hoedanigheid van bestuurder van een andere rechtspersoon aansprakelijk is op grond van de wet. Daaronder valt ook de aansprakelijkheid van een rechtspersoon-bestuurder die is gebaseerd op art. 6:162 BW. Deze aansprakelijkheid rust dan tevens hoofdelijk op ieder die ten tijde van het ontstaan van de aansprakelijkheid van een rechtspersoon-bestuurder daarvan bestuurder is. Dit betekent dat voor vestiging van aansprakelijkheid van een bestuurder van een rechtspersoon-bestuurder niet de aanvullende eis geldt dat de schuldeiser stelt, en zo nodig bewijst, dat ook aan die bestuurder een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Lees meer…

Hoge Raad bevestigt tot behoedzaamheid nopende maatstaf bij wijziging alimentatie met terugwerkende kracht

Hoge Raad bevestigt tot behoedzaamheid nopende maatstaf bij wijziging alimentatie met terugwerkende kracht

HR 17 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:270

De rechter die een onderhoudsverplichting verlaagt met ingang van een vóór zijn uitspraak gelegen datum, dient volgens vaste rechtspraak aan de hand van hetgeen ten processe is gebleken te onderzoeken in hoeverre een daaruit voortvloeiende betalingsverplichting in redelijkheid kan worden aanvaard. Lees meer…

Verjaring vernietiging ex artikel 3:34 lid 2 BW en bekrachtiging bij Selbsteintritt

Verjaring vernietiging ex artikel 3:34 lid 2 BW en bekrachtiging bij Selbsteintritt

HR 3 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:150

Op de verjaring van een rechtsvordering tot vernietiging ex art. 3:34 lid 2 BW is art. 3:52 lid 1 aanhef en onder d BW van toepassing. De term ‘onbekwaamheid’ in art. 3:52 lid 1, aanhef en onder a, BW ziet uitsluitend op de gevallen van art 1:234 lid 1 BW en art. 1:382 lid 2 BW, waar de wet bepaalt dat een persoon niet bekwaam is tot het verrichten van rechtshandelingen als bedoeld in art. 3:32 BW. Lees meer…

Maatstaven bij exhibitievorderingen in IE-zaken: vragen aan het HvJEU

Maatstaven bij exhibitievorderingen in IE-zaken: vragen aan het HvJEU

HR 9 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2834 (Synthon/Astellas)

Prejudiciële vragen aan het HvJEU over de maatstaf voor toewijsbaarheid van een exhibitievordering in IE-zaken: moet onderscheid moet worden gemaakt al naargelang de partij van wie exhibitie wordt verlangd, een (beweerdelijke) inbreukmaker is of een derde? En aan de hand van welke maatstaf moet de gegrondheid worden beoordeeld van een nietigheidsverweer? Lees meer…

Rechter hoeft dwangsom niet te maximeren; niet gemaximeerde dwangsom vormt geen punitieve sanctie

Rechter hoeft dwangsom niet te maximeren; niet gemaximeerde dwangsom vormt geen punitieve sanctie

HR 24 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:310

Aan een bevel tot het voldoen aan de fiscale informatieplicht is in deze zaak door de rechter een dwangsom verbonden zonder dat daarbij een maximum is bepaald. Dit mag de rechter doen, nu hij een discretionaire bevoegdheid heeft om aan op te leggen dwangsommen al dan niet een maximum te verbinden. Van een verplichting om aan de dwangsom een maximum te verbinden is geen sprake. Lees meer…

Aansprakelijkheid franchisegever voor onjuiste omzetprognose

Aansprakelijkheid franchisegever voor onjuiste omzetprognose

HR 24 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:311 (Eiser/Street-One)

De franchisegever die een onjuiste omzetprognose aan zijn wederpartij verschaft, handelt onder omstandigheden onrechtmatig niet alleen indien hij weet dat dit rapport fouten bevat, maar ook indien onzorgvuldigheid van de franchisegever of van een persoon voor wie hij aansprakelijk is heeft geleid tot de fouten in het rapport. Lees meer…

Wilsvertrouwensleer bepalend voor uitleg brief tussen zakelijke partijen

Wilsvertrouwensleer bepalend voor uitleg brief tussen zakelijke partijen

HR 24 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:315

De vraag hoe een brief moet worden uitgelegd, dient te worden beantwoord aan de hand van de wilsvertrouwensleer, zoals neergelegd in art. 3:33 en 3:35 BW. Daarbij zijn alle omstandigheden van het geval van belang en komt geen beslissend gewicht toe aan de meest voor de hand liggende taalkundige betekenis van de in de brief gebruikte bewoordingen, ook niet als uitgangspunt. Lees meer…

Eenvoudige gemeenschap tussen echtgenoten moet in afwikkeling wettelijk deelgenootschap worden betrokken

Eenvoudige gemeenschap tussen echtgenoten moet in afwikkeling wettelijk deelgenootschap worden betrokken

HR 3 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:156

Indien echtgenoten in hun huwelijkse voorwaarden naast een wettelijk deelgenootschap zijn overeengekomen dat bepaalde goederen krachtens huwelijksvermogensrecht gemeenschappelijk zijn, dan blijft het aandeel in die beperkte huwelijksvermogens-rechtelijke gemeenschap buiten de verrekening in het kader van het wettelijk deelgenootschap. Lees meer…

Onderwijsovereenkomst – toerekenbare tekortkoming door toezegging MA-graad voor hbo-opleiding

Onderwijsovereenkomst – toerekenbare tekortkoming door toezegging MA-graad voor hbo-opleiding

HR 24 februari 2017 ECLI:NL:HR:2017:313

De stelplicht en bewijslast van de door verweerders betwiste stelling dat de tekortkoming in de nakoming van de toezeggingen niet toerekenbaar is, rustten op SNR. Nu SNR zich in dit verband beriep op de onduidelijkheid van de wetgeving in en voorafgaande aan september 2004, diende het hof na te gaan of van die onduidelijkheid sprake was, waarbij het in beginsel diende te letten op alle relevante parlementaire stukken. Lees meer…

Archief

Cassatieblog.nl