Selecteer een pagina

Zuiver taalkundige uitleg niet doorslaggevend als “Haviltexen” lastig is

Gebroken-hart-2HR 13 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3303 

De uitleg van een overeenkomst dient, ook indien partijen op de tekst van de overeenkomst haaks op elkaar staande bedoelingen en verwachtingen baseren en geen van beide interpretaties aanstonds volstrekt onaannemelijk is, te geschieden conform de Haviltex-maatstaf. Ook in een dergelijk geval moet de rechter de uitleg van de bepaling baseren op alle door partijen aangevoerde omstandigheden en niet slechts op de tekst van de overeenkomst. Lees meer…

Hoge Raad bevestigt zijn eerdere rechtspraak over zorgplicht pensioenfondsen (art. 17 PSW oud)

HR 6 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3229 (Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid / X)

Aan art. 17 PSW (oud) ligt het uitgangspunt ten grondslag dat uitvoerende instanties van pensioen- of spaarfondsen gehouden zijn deelnemers op de hoogte te stellen van wijzigingen van die regelingen, zoals de beëindiging daarvan. Dit geldt ook voor een eventueel daarmee samenhangend aanbod deel te nemen aan een vervangende regeling, bij welk aanbod grote, voor die instanties kenbare persoonlijke en financiële belangen van de deelnemers kunnen zijn betrokken.  Lees meer…

Miskenning tweeconclusieregel; verweren ten onrechte buiten beschouwing gelaten

HR 6 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3237 (Brink / verweerder)

Met zijn oordeel dat eiseres tot cassatie reeds in de memorie van grieven de concrete uitgangspunten van haar verweer tegen de door verweerder gevorderde schade uiteen had moeten zetten, heeft het hof miskend dat verweerder eerst bij memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in het incidenteel beroep – bij wijziging van eis – betaling van een concreet schadebedrag heeft gevorderd. Lees meer…

Vergoeding van verzekeringstechnisch nadeel bij uittreding uit een pensioenfonds

HR 6 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3242 (PNO/KPN)

De Rekenregels verzekeringstechnisch nadeel bieden geen grondslag voor vergoeding van een “herstelpremie” ter financiering van toekomstige indexaties van pensioenen. Het strookt niet met de tekst van de Rekenregels, noch met het doel van deze regeling, om het bedrag dat nodig is ter dekking van het indexeringsrisico ten laste te brengen van de uittredende werkgever. Lees meer…

Het vereiste van betekening van de overgang van de executiebevoegdheid ingevolge een juridische fusie

HR 30 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3197

Antwoord op prejudiciële vragen. Ook in geval van rechtsovergang onder algemene titel ingevolge een juridische fusie (art. 2:309 BW) rust op de verkrijgende rechtspersoon de verplichting (ex art. 431a Rv) tot betekening van de overgang van de executiebevoegdheid. Niet-naleving van dit voorschrift leidt niet tot nietigheid van na de rechtsovergang verrichte executiehandelingen, indien deze overgang schriftelijk of elektronisch is meegedeeld aan de geëxecuteerde, met afschrift aan de betrokken deurwaarder, tenzij de geëxecuteerde door de niet-naleving onredelijk in zijn door art. 431a Rv beschermde belangen is geschaad. Lees meer…

Pandhouder kan zich verhalen voor toekomstige vorderingen voortvloeiend uit bestaande rechtsverhouding

HR 16 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3023 (De Lage Landen/Van Logtestijn q.q.) en ECLI:NL:HR:2015:3094 (Ingwersen q.q./ ING Commercial Finance)

1. Een pandhouder kan staande het faillissement van zijn pandgever verhaal nemen op de opbrengst van de uitwinning van voorafgaand aan het faillissement gevestigde pandrechten, voor een vordering die is ontstaan op of na de dag van de faillietverklaring van de pandgever, mits die vordering voortvloeit uit een op de dag van faillietverklaring reeds bestaande rechtsverhouding met de gefailleerde.
2. De enkele in art. 7:865 BW bedoelde rechtsverhouding hoofdschuldenaar-borg kan niet worden aangemerkt als een dergelijke rechtsverhouding waaruit het regresrecht van de borg voortvloeit. Een rechtsverhouding in de zojuist bedoelde zin ontstaat wel indien de hoofdschuldenaar partij is bij – of als partij toetreedt tot – de overeenkomst van borgtocht (of het overwaarde-arrangement).
3. Vernietigt de curator die rechtshandeling van de hoofdschuldenaar (of de rechtshandeling waarbij de hoofdschuldenaar zich vóór zijn faillissement heeft verbonden een regresvordering van een borg te zullen betalen) op de voet van art. 42 Fw, dan zijn slechts toekomstige regresvorderingen ontstaan die niet voortvloeien uit een vóór de faillietverklaring bestaande rechtsverhouding met de gefailleerde. Lees meer…

Bij fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting is moedermaatschappij gerechtigd tot terugbetaling belasting

HR 30 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3190

Art. 15 lid 1 Wet op de vennootschapsbelasting 1969 bepaalt dat bij een fiscale eenheid in de zin van die wet de belasting wordt geheven bij de moedermaatschappij. Deze bepaling brengt mee dat de moedermaatschappij ook de gerechtigde is tot een eventuele terugbetaling van die belasting, en dat het derhalve de moedermaatschappij is aan wie de vordering terzake toekomt. Dat betekent dat een cessie van (een deel van) deze vordering niet door de curator van de dochtermaatschappij op de voet van art. 42 Fw kan worden vernietigd. Lees meer…

Stuitende werking van collectieve actie strekt zich ook uit tot bevoegdheid tot buitengerechtelijke vernietiging

HR 9 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3018 (X/Dexia)

Ook de verjaring van de bevoegdheid tot het uitbrengen van een buitengerechtelijke verklaring tot vernietiging wordt gestuit door een collectieve vordering in de zin van art. 3:305a BW. Een buitengerechtelijke verklaring die wordt uitgebracht voor het tijdstip waarop de in art. 3:316 lid 2 BW bedoelde termijn van zes maanden is verstreken, is tijdig uitgebracht. Lees meer…

Vergoeding bij bemiddeling voor consument-huurder nader aan banden gelegd

HR 16 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3099 (Duinzigt / X)

Hoge Raad beantwoordt prejudiciële vragen over zgn. verbod op dubbele bemiddelingskosten ex art. 7:427 jo. 414 lid 4 BW. Indien een bemiddelingsbureau voor woonruimte een woning, die door een verhuurder wordt aangeboden, om niet op zijn website plaatst, is in beginsel sprake van een bemiddelingsovereenkomst tussen bemiddelingsbureau en verhuurder. Op die overeenkomst is de regeling van artikel 7:427 jo. 414 lid 4 BW van toepassing, zodat aan de consument-huurder in dat geval geen bemiddelingskosten in rekening mogen worden gebracht. Lees meer…

Archief

Cassatieblog.nl