Selecteer een pagina
Kabelmaatschappijen zijn Norma geen vergoeding verschuldigd voor kabeldoorgifte

Kabelmaatschappijen zijn Norma geen vergoeding verschuldigd voor kabeldoorgifte

HR 28 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:735 (Norma/NLKabel c.s.)

Heruitzenden door middel van een omroepnetwerk in de zin van art. 14a Wnr moet worden uitgelegd als doorgifte via de kabel in de zin van art. 1 lid 3 SatKabRl, dat een voorafgaande primaire openbaarmakingshandeling veronderstelt. Omdat het klaarzetten van radio- en televisieprogramma’s via de Media Gateway geen mededeling aan het publiek is, en dus geen (primaire) openbaarmakingshandeling, zijn kabelmaatschappijen geen vergoeding verschuldigd aan Norma als belangenbehartiger van uitvoerend kunstenaars. Lees meer…

Profiteren van wanprestatie slechts onder bijzondere omstandigheden onrechtmatig

Profiteren van wanprestatie slechts onder bijzondere omstandigheden onrechtmatig

HR 28 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:740 (Joba/Verweerder)

Als de koper ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst niet bekend is met het voorkeursrecht van – in dit geval – de huurder, staat het hem in beginsel vrij nakoming van de koopovereenkomst na te streven, zoals in dit geval door vervroeging van de levering, ook nadat hij alsnog van het voorkeursrecht op de hoogte is geraakt. Zodanige handelwijze kan onder bijzondere omstandigheden echter onrechtmatig zijn jegens degene die een voorkeursrecht heeft dat daardoor wordt gefrustreerd, waarbij met name valt te denken aan het geval dat sprake is van onevenredigheid tussen het belang bij nakoming van de koopovereenkomsten en het belang dat bestaat bij het kunnen uitoefenen van het voorkeursrecht. Lees meer…

Schadevergoeding wegens overschrijding redelijke termijn slechts in afzonderlijke procedure

Schadevergoeding wegens overschrijding redelijke termijn slechts in afzonderlijke procedure

HR 28 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:736 (X/Gemeente De Bilt)

(1) Een vordering tot vergoeding van immateriële schade wegens een onredelijk lange duur van een civiele procedure moet worden ingesteld in een afzonderlijke procedure tegen de Staat. Voor de hoogte van de vergoeding wordt in beginsel aangesloten bij de richtlijnen die daarvoor in het bestuursrecht ontwikkeld zijn (vgl. ABRvS 29 januari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:188). (2) Bij de opheffing van een erfdienstbaarheid en de toekenning van een schadeloosstelling aan de eigenaar van het heersend erf spelen de belangen van de eigenaar van het dienend erf geen rol. Lees meer…

Een contractueel cessieverbod wordt in beginsel geacht slechts verbintenisrechtelijke werking te hebben

Een contractueel cessieverbod wordt in beginsel geacht slechts verbintenisrechtelijke werking te hebben

HR 21 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:682 (Coface Finance Gmbh / Intergamma B.V.)

Een contractueel cessieverbod als bedoeld in art. 3:83 lid 2 BW leidt tot onoverdraagbaarheid van de vordering (vgl. HR 17 januari 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF0168). Bij de uitleg van bedingen die de overdraagbaarheid van een vorderingsrecht uitsluiten geldt echter als uitgangspunt dat zo’n beding geacht wordt uitsluitend verbintenisrechtelijke werking te hebben, tenzij uit de – naar objectieve maatstaven uit te leggen – formulering daarvan blijkt dat daarmee goederenrechtelijke werking als bedoeld in art. 3:83 lid 2 BW is beoogd. Lees meer…

Mededelingsplicht professionele kredietverlener jegens particuliere borg geldt niet voor faillissementscurator in het kader van boedelbeheer

Mededelingsplicht professionele kredietverlener jegens particuliere borg geldt niet voor faillissementscurator in het kader van boedelbeheer

HR 21 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:679 (mr. Dulack q.q./verweerster)

De regel dat op de professionele kredietverlener die een borgtochtovereenkomst aangaat met een particulier een mededelingsplicht rust omtrent de risico’s van de borgstelling, geldt niet voor de faillissementscurator die in het kader van het beheer en de vereffening van de faillissementsboedel(s) een particuliere borgtochtovereenkomst aangaat ter afwikkeling van een geschil over de onttrekking van gelden aan de boedel(s). Lees meer…

Grenzen aan de derdenwerking van een dwangsombesluit

Grenzen aan de derdenwerking van een dwangsombesluit

HR 14 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:624 (Gemeente Amstelveen / J&B Vastgoed en DNC Vastgoed)

Het verhaal van al verbeurde dwangsommen op de rechtsopvolger van degene die deze in eerste instantie heeft verbeurd, wordt niet altijd gelegitimeerd door het doel en de strekking van artikel 100e (oud) en 100e (nieuw)[1] Woningwet. Zonder nadere wettelijke basis is dit verhaal in elk geval niet gerechtvaardigd wanneer de rechtsopvolger geheel buiten de niet-naleving van de Woningwet staat die aanleiding was voor de dwangsom, aan die niet-naleving onmiddellijk een einde heeft gemaakt na de rechtsopvolging en bovendien geen voordeel trekt uit de niet-naleving. Lees meer…

Ook schulden wegens achterstallige kinderalimentatie tellen in beginsel mee bij vaststelling draagkracht

Ook schulden wegens achterstallige kinderalimentatie tellen in beginsel mee bij vaststelling draagkracht

HR 14 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:627

Bij de bepaling van de draagkracht van de alimentatieplichtige zijn in beginsel alle schulden van belang. De opvatting dat schulden wegens achterstallige betaling van kinderalimentatie zich naar hun aard ertegen verzetten dat daarmee bij de vaststelling van de draagkracht rekening wordt gehouden, vindt geen steun in het recht. Lees meer…

Faillietverklaring op grond van bij verstekvonnis toegewezen vordering waartegen nog verzet open staat

Faillietverklaring op grond van bij verstekvonnis toegewezen vordering waartegen nog verzet open staat

HR 7 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:524 (X/Stichting Bedrijfstakpensioenfonds over de weg en Stichting Opleidings- en ontwikkelingsfonds beroepsgoederenvervoer over de weg en verhuur van mobiele kranen)

Nu een verstekvonnis wordt gewezen zonder dat de gedaagde is gehoord, kan in het kader van de toetsing of summierlijk is gebleken van het vorderingsrecht van de aanvrager van een faillissement (art. 6 lid 3 Fw) de juistheid van dat verstekvonnis niet zonder meer uitgangspunt zijn indien daartegen verzet is ingesteld of nog kan worden ingesteld. Dat geldt met name indien de veroordeelde gemotiveerd stelt dat en waarom het vonnis in de verzetprocedure geen stand zal houden in verband met feiten en omstandigheden waarmee in dat vonnis geen rekening is gehouden, omdat deze niet ter kennis van de rechter waren gebracht. Lees meer…

Archief

Cassatieblog.nl