Selecteer een pagina
Bank mag vordering afhouden van op rekening pandgever gestorte executieopbrengst

Bank mag vordering afhouden van op rekening pandgever gestorte executieopbrengst

HR 14 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:319 (mr. Feenstra q.q./ING Bank)

Art. 54 Fw staat er niet aan in de weg dat een pandhouder (bank) die met de pandgever een afwijkende executoriale wijze van verkoop in de zin van art. 3:251 lid 2 BW is overeengekomen, de op een bij haar aangehouden rekening-courant van de pandgever bijgeschreven executieopbrengst “verrekent” met (een deel van) de schuld die de pandgever aan haar heeft, ook niet indien de pandhouder niet te goeder trouw is in de zin van art. 54 Fw. Lees meer…

Ontvanger kan schade verhalen na verjaring recht op dwanginvordering belastingschulden

Ontvanger kan schade verhalen na verjaring recht op dwanginvordering belastingschulden

HR 21 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:397 (Eiser/Ontvanger)

De Ontvanger kan langs privaatrechtelijke weg schade verhalen nadat het recht op dwanginvordering van de belastingschulden is verjaard. Een eventuele verjaring van belastingaanslagen staat er niet aan in de weg dat de Ontvanger op deze aanslagen gebaseerde bedragen op de grondslag van onrechtmatige daad als schadevergoeding kan vorderen. Voor deze vordering tot vergoeding gelden de verjaringsregels van het Burgerlijk Wetboek. Lees meer…

Hoge Raad houdt vast aan strikte regels over rechtsmiddeltermijnen

Hoge Raad houdt vast aan strikte regels over rechtsmiddeltermijnen

HR 21 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:413

Uitgangspunt is dat rechtsmiddeltermijnen van openbare orde zijn en door de rechter ambtshalve moeten worden toegepast. In het belang van een goede rechtspleging moet duidelijkheid bestaan over het tijdstip waarop een termijn voor het aanwenden van een rechtsmiddel aanvangt en eindigt, en moet aan rechtsmiddeltermijnen strikt de hand worden gehouden. Noch de belangen van partijen, noch een relatief geringe termijnoverschrijding, noch deze omstandigheden tezamen, rechtvaardigen dat een uitzondering wordt gemaakt op de strikte regels inzake rechtsmiddeltermijnen. Lees meer…

Onteigende kan verwachtingswaarde hebben, ook als het niet behoort tot een complex

Onteigende kan verwachtingswaarde hebben, ook als het niet behoort tot een complex

HR 14 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:326 (X/Provincie Zuid-Holland)

De waarde van het onteigende wordt mede bepaald door een voldoende reële verwachting over een bestemmingswijziging van het onteigende. Die verwachting kan bestaan als er een verwachte bestemmingswijziging is van omringende of aanliggende gronden. Dit geldt volgens de Hoge Raad ook als het onteigende geen onderdeel uitmaakt van een complex waartoe mede de omringende of aanliggende gronden behoren. Lees meer…

Ten onrechte faillietverklaring na intrekking hoger beroep

Ten onrechte faillietverklaring na intrekking hoger beroep

HR 14 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:336 (X / Slough Estate Mainland B.V.)

Nu het hoger beroep tegen de afwijzing van het verzoek tot faillietverklaring tijdig was ingetrokken, van welke intrekking het hof kennis had behoren te nemen, was geen plaats voor een faillietverklaring. De wet biedt geen grond voor een veroordeling van de Staat in de proceskosten, nu de Staat niet in de procedure is betrokken. Lees meer…

Maatstaf Herenhuis-arrest niet van toepassing op beëindiging huur 290-bedrijfsruimte

Maatstaf Herenhuis-arrest niet van toepassing op beëindiging huur 290-bedrijfsruimte

HR 14 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:338

De maatstaf die de Hoge Raad in zijn arrest van 26 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL0683, NJ 2010/190 (Herenhuis), heeft gegeven voor de beëindiging van huur van woonruimte wegens dringend eigen gebruik in verband met renovatie, geldt niet voor de beëindiging op die grond van de huur van 290-bedrijfsruimte. Lees meer…

Bewijslast en oorzakelijk verband bij kennelijk onbehoorlijk bestuur

Bewijslast en oorzakelijk verband bij kennelijk onbehoorlijk bestuur

HR 24 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:153 (Sansto c.s./mr. Reiziger q.q.)

(1) De bewijslast ten aanzien van de vraag of sprake is geweest van kennelijk onbehoorlijk bestuur en of dit een belangrijke oorzaak van het faillissement is geweest, rust ingevolge art. 150 Rv op de curator. (2) Voor aansprakelijkheid op grond van kennelijk onbehoorlijk bestuur is onvoldoende dat dit een voorwaarde is geweest voor het faillissement. 3. Een beroep in rechte op een vernietigingsgrond als geregeld in art. 3:51 lid 3 BW, is vormloos. Lees meer…

Motiveringsdrempel alimentatiebeslissing niet gehaald; jaaroverzicht vernietigde alimentatiebeschikkingen

Motiveringsdrempel alimentatiebeslissing niet gehaald; jaaroverzicht vernietigde alimentatiebeschikkingen

HR 7 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:262 

Het bestreden oordeel van het hof dat de vader onvoldoende inzicht in zijn financiële positie heeft gegeven, voldoet niet aan de minimale eis dat ook een beslissing over alimentatie ten minste zodanig dient te worden gemotiveerd dat zij voldoende inzicht geeft in de aan haar ten grondslag liggende gedachtegang om de beslissing zowel voor partijen als voor derden – de hogere rechter daaronder begrepen – controleerbaar en aanvaardbaar te maken. Lees meer…

Geen formele rechtskracht boetebesluit bij onbevoegde bestuursrechter in beroepsprocedure

Geen formele rechtskracht boetebesluit bij onbevoegde bestuursrechter in beroepsprocedure

HR 7 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:275 (La Linda N.V./Het Land Aruba)

Arubaanse zaak. Een vordering die ertoe strekt dat de belastinginspecteur de bij een belastingaanslag opgelegde boete in onvoldoende mate heeft verminderd, stuit niet af op de leer van de formele rechtskracht, als de hoogste bestuursrechter zich onbevoegd heeft verklaard over de ambtshalve vermindering van de aanslag te oordelen. Dat de oorspronkelijke aanslag inmiddels formele rechtskracht heeft gekregen, maakt dat niet anders. Lees meer…

Boetebeding en aanvullende schadevergoeding: de grenzen van de rechtsstrijd

Boetebeding en aanvullende schadevergoeding: de grenzen van de rechtsstrijd

HR 7 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:259 (X/Goed Vast Goed Veenendaal B.V.)

De Hoge Raad oordeelt dat het hof buiten de grenzen van de rechtsstrijd van partijen is getreden, omdat verweerster – anders dan het hof heeft overwogen – in hoger beroep niet de stelling heeft betrokken dat partijen hebben willen afwijken van de wettelijke regeling van art. 6:92 lid 2 BW. Weliswaar heeft verweerster in hoger beroep aanspraak gemaakt op vergoeding van haar schade voor zover deze uitgaat boven het bedrag van de contractuele boete, maar daartoe heeft zij zich enkel beroepen op art. 6:94 lid 2 BW. Lees meer…

Archief

Cassatieblog.nl