Selecteer een pagina

Wet Bopz: geen machtiging onder voorwaarden voor opneming in een zwakzinnigeninrichting

HR 2 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:2915

De rechtbank heeft de voorlopige machtiging verleend, ervan uitgaande dat betrokkene onder voorwaarden thuis kan verblijven. Aldus heeft zij in wezen een voorlopige machtiging verleend met elementen van een voorwaardelijke machtiging. Deze vermenging van twee te onderscheiden rechtsfiguren is in strijd met de Wet Bopz. Bij niet-naleving van de voorwaarden die zijn verbonden aan een voorwaardelijke machtiging kan slechts opneming plaatsvinden in “een psychiatrisch ziekenhuis, niet zijnde een zwakzinnigeninrichting of een verpleeginrichting”. Lees meer…

Het begrip ‘opvolgend vervoerder’ van art. 34 CMR

HR 11 september 2015, ECLI:NL:HR2015:2528

Ook als er naast de ‘papieren’ vervoerder slechts één feitelijke (hoofd)vervoerder is, dan geldt deze feitelijke vervoerder – mits aan de verdere vereisten van de bepaling is voldaan – als opvolgend vervoerder in de zin van art. 34 CMR. Gelet op art. 39 CMR is deze opvolgend vervoerder gebonden aan de uitspraak in de procedure tussen de hoofdvervoerder en de ladingbelanghebbende, indien hij behoorlijk in kennis werd gesteld van die procedure en de gelegenheid heeft gekregen zich daarin te voegen of tussen te komen. In dat geval kan de tot verhaal aangesproken vervoerder niet alsnog of opnieuw de discussie over de omvang van de aansprakelijkheid openen. Lees meer…

Verjaring nakomingsvorderingen vs. herstelvorderingen

HR 14 augustus 2015, ECLI:NL:HR:2015:2194

De verjaringsregeling van art. 3:307 BW is slechts van toepassing op vorderingen tot nakoming van contractuele verbintenissen die in het geheel niet zijn nagekomen. Indien een zodanige verbintenis gedeeltelijk of anderszins gebrekkig is nagekomen, geldt de regeling van art. 3:311 lid 1 BW. Dat geldt ook indien de verschuldigde prestatie deelbaar is.  Lees meer…

Geen saldering tussen waardevermindering overblijvende en vergoeding vanwege bijzondere geschiktheid

HR 25 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2805 (Staat/onteigende)

Van een bijzondere geschiktheid van het onteigende is volgens de Hoge Raad (ook) sprake als op de kosten van het gehele werk, waarvan het werk op het onteigende een onderdeel is, kan worden bespaard. De bijzondere geschiktheid bestaat hier uit de aanwezigheid van een waterplas die kan dienen als depot voor het werk waarvoor wordt onteigend. Slechts de met de bijzondere geschiktheid verband houdende kosten kunnen in aanmerking worden genomen bij de begroting van het aan de bijzondere geschiktheid verbonden voordeel. Het door de rechtbank in aanmerking genomen nadeel dat in het werk vrijkomende grond niet kan worden vermarkt is een gevolg van de keuze van de Staat om deze niet te vermarkten maar te gebruiken voor verondieping van de plas. Dit nadeel hangt niet samen met de bijzondere geschiktheid. De vergoeding van de meerwaarde wegens bijzondere geschiktheid mag niet in mindering worden gebracht op vergoeding voor de waardevermindering van het overblijvende. Lees meer…

Wet Bopz: gemeente aansprakelijk voor last tot inbewaringstelling; richtsnoer voor tijdstip onderzoek

HR 18 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2747

Wordt een last tot inbewaringstelling (art. 20 Wet Bopz) gegeven zonder voorafgaand onderzoek door een psychiater, en vindt een dergelijk onderzoek evenmin plaats “immediately after the arrest”, dan is het gerechtvaardigd om, voor de toepassing van art. 28 lid 1 Wet Bopz (verzoek tot schadevergoeding wegens onrechtmatige last), de gevolgen van het optreden van de burgemeester jegens de betrokkene toe te rekenen aan de gemeente. Lees meer…

Archief

Cassatieblog.nl