Selecteer een pagina

Gezamenlijke erfgenamen kunnen onteigeningsgeding ook overnemen tijdens procedure over schadeloosstelling

HR 14 augustus 2015, ECLI:NL:HR:2015:2195 (X c.s./gemeente Peel en Maas/Fraats q.q.)

Het overnemen van het geding op grond van art. 20 Onteigeningswet (Ow) kan alleen door de gezamenlijke erfgenamen geschieden. De overname dient te geschieden op de eerstdienende dag, maar mag ook plaatsvinden nadat het vonnis van (vervroegde) onteigening onherroepelijk is geworden. Erfgenamen kunnen niet op de voet van art. 3 Ow tussenkomen, aldus de Hoge Raad. Lees meer…

De billijkheidscorrectie bij regres tussen verzekeraars: subrogatie in zieligheid?

HR 10 juli 2015, ECLI:NL:HR:2015:1873 (Achmea/Menzis)

Gelet op art. 7:962 lid 1 BW moet uitgangspunt zijn dat de billijkheidscorrectie van art. 6:101 lid 1 BW doorwerkt in de (regres)verhouding tussen verzekeraars op gelijke wijze als deze zou gelden in de verhouding tussen de verzekerden. Dat geldt ook indien de billijkheidscorrectie verband houdt met subjectieve omstandigheden aan de zijde van de verzekerde. Lees meer…

Bewaarneming: gebruik van schip in belang van bewaarnemer sluit in rekening brengen bewaarloon niet uit

jachthavenHR 10 juli 2015, ECLI:NL:HR:2015:1830 (Searocco Yachts B.V. c.s./Altena Yachting B.V.)

De enkele omstandigheid dat een zaak die in bewaring is gegeven tevens in het belang van de bewaarnemer mag worden gebruikt, sluit niet uit dat sprake is van bewaarneming en dat de bewaarnemer kosten terzake van de bewaarneming bij de bewaargever in rekening kan brengen. Dit stemt overeen met de regels van samenloop. Of een overeenkomst in een concreet geval (mede) kan worden aangemerkt als een overeenkomst van bewaarneming, dient te worden beoordeeld aan de hand van de Haviltexmaatstaf. Lees meer…

Prejudiciële beslissingen over bedongen buitengerechtelijke incassokosten in B2B-relatie

HR 10 juli 2015, ECLI:NL:HR:2015:1868

(1) Het begrip “kosten” in art. 6:44 BW omvat ook buitengerechtelijke incassokosten. (2) De rechter mag ook in een rechtsverhouding tussen professionele partijen de bedongen buitengerechtelijke incassokosten matigen (art. 242 Rv) en (3) mag dit doen conform de BIK-staffel (art. 2 BIK), indien niet aannemelijk wordt gemaakt dat de werkelijke kosten hoger zijn. (4) De rechter is niet verplicht zich te richten naar het gebruikelijke incassopercentage in de branche. (5) Het door de schuldeiser zelf aan zijn rechtsbijstandverlener verschuldigde incassotarief mag in aanmerking worden genomen bij de matigingsbeslissing. Uitgangspunt is echter dat de kosten redelijk moeten zijn jegens de schuldenaar.  Lees meer…

Beperking verlies Nederlanderschap voor in destijds niet-soevereine staten geboren personen

HR 26 juni 2015 ECLI:NL:HR:2015:1749

De in art. 15 lid 2, aanhef en onder a en b, van de Rijkswet op het Nederlanderschap (Rijkswet) omschreven bescherming tegen het verlies van het Nederlanderschap komt ook toe aan een meerderjarige Nederlander die vrijwillig de nationaliteit van een nieuwe soevereine staat verkrijgt en op het grondgebied van die staat is geboren voordat het een zelfstandige en soevereine staat werd, en ten tijde van zijn naturalisatie zijn hoofdverblijf in die nieuwe soevereine staat heeft. Lees meer…

Aansprakelijkheid voor (mogelijk) gevaar zettende voorwerpen op de bodem van het vaarwater

HR 10 juli 2015, ECLI:NL:HR:2015:1836

Voor aansprakelijkheid van de eigenaar van een scheepswrak  (of enig ander voorwerp dat terecht komt op de bodem van een vaarwater) jegens de beheerder wegens het niet voldoen aan de op hem rustende verwijderingsplicht (vgl. het arrest Staat/KMT) is in beginsel vereist dat de gevaren aan het niet-verwijderen zo groot zijn dat zij de beheerder redelijkerwijs tot verwijdering noopten. Ook indien verwijdering van het voorwerp niet nodig is of blijkt te zijn, maar het voorwerp (mogelijk) wel een zodanig gevaar voor de scheepvaart vormt dat in verband daarmee redelijkerwijs maatregelen noodzakelijk zijn, bestaat grond voor die aansprakelijkheid. Aan deze aansprakelijkheid staat niet in de weg dat de eigenaar van het voorwerp niet bevoegd is om zelf die maatregelen te treffen. Lees meer…

Het toepasselijke dwalingsregime in geval van verdeling

HR 10 juli 2015, ECLI:NL:HR:2015:1871

(1) De vernietigbaarheid van een verdeling wegens dwaling wordt uitsluitend beheerst door art. 3:196 BW. Dit geldt niet alleen voor de overeenkomst die een verdeling inhoudt, maar ook voor de overeenkomst waarbij de deelgenoten zich tot een bepaalde concreet aangegeven verdeling verplichten (HR 7 april 1995, NJ 1996/499 m.nt. WMK). (2) De in art. 1:87 BW neergelegde regeling voor vergoedingsrechten ter zake van vermogensverschuivingen tussen de privévermogens van echtgenoten bij de verkrijging van een privégoed of de voldoening van een privéschuld, leent zich ook voor toepassing in geval van een vermogensverschuiving bij de verkrijging door echtgenoten van een gemeenschappelijk goed, gefinancierd uit hun privévermogens. Lees meer…

Zonder verzilveringstermijn in een indicatiebesluit kon de rechter een machtiging gesloten jeugdzorg niet toewijzen

HR 29 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1414 ([minderjarige] / Bureau Jeugdzorg en de moeder)

Indien een verzilveringstermijn, d.i. een termijn waarbinnen de zorg moet zijn aangevangen, in het indicatiebesluit ontbreekt, volgt uit art. 29b lid 4 Wjz (oud) in verbinding met art. 5 lid 1, aanhef en onder d, EVRM dat de rechter een verzoek tot het verlenen van een machtiging gesloten jeugdzorg niet kan toewijzen. Hij kan, indien hij dat geraden acht, het Bureau Jeugdzorg in de gelegenheid stellen een nieuw indicatiebesluit over te leggen waarin bedoelde termijn wel is opgenomen. Lees meer…

Archief

Cassatieblog.nl