Onteigende kan verwachtingswaarde hebben, ook als het niet behoort tot een complex
HR 14 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:326 (X/Provincie Zuid-Holland)
De waarde van het onteigende wordt mede bepaald door een voldoende reële verwachting over een bestemmingswijziging van het onteigende. Die verwachting kan bestaan als er een verwachte bestemmingswijziging is van omringende of aanliggende gronden. Dit geldt volgens de Hoge Raad ook als het onteigende geen onderdeel uitmaakt van een complex waartoe mede de omringende of aanliggende gronden behoren. Lees meer…
Ten onrechte faillietverklaring na intrekking hoger beroep
HR 14 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:336 (X / Slough Estate Mainland B.V.)
Nu het hoger beroep tegen de afwijzing van het verzoek tot faillietverklaring tijdig was ingetrokken, van welke intrekking het hof kennis had behoren te nemen, was geen plaats voor een faillietverklaring. De wet biedt geen grond voor een veroordeling van de Staat in de proceskosten, nu de Staat niet in de procedure is betrokken. Lees meer…
Maatstaf Herenhuis-arrest niet van toepassing op beëindiging huur 290-bedrijfsruimte
HR 14 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:338
De maatstaf die de Hoge Raad in zijn arrest van 26 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL0683, NJ 2010/190 (Herenhuis), heeft gegeven voor de beëindiging van huur van woonruimte wegens dringend eigen gebruik in verband met renovatie, geldt niet voor de beëindiging op die grond van de huur van 290-bedrijfsruimte. Lees meer…
Bewijslast en oorzakelijk verband bij kennelijk onbehoorlijk bestuur
HR 24 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:153 (Sansto c.s./mr. Reiziger q.q.)
(1) De bewijslast ten aanzien van de vraag of sprake is geweest van kennelijk onbehoorlijk bestuur en of dit een belangrijke oorzaak van het faillissement is geweest, rust ingevolge art. 150 Rv op de curator. (2) Voor aansprakelijkheid op grond van kennelijk onbehoorlijk bestuur is onvoldoende dat dit een voorwaarde is geweest voor het faillissement. 3. Een beroep in rechte op een vernietigingsgrond als geregeld in art. 3:51 lid 3 BW, is vormloos. Lees meer…
Motiveringsdrempel alimentatiebeslissing niet gehaald; jaaroverzicht vernietigde alimentatiebeschikkingen
HR 7 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:262
Het bestreden oordeel van het hof dat de vader onvoldoende inzicht in zijn financiële positie heeft gegeven, voldoet niet aan de minimale eis dat ook een beslissing over alimentatie ten minste zodanig dient te worden gemotiveerd dat zij voldoende inzicht geeft in de aan haar ten grondslag liggende gedachtegang om de beslissing zowel voor partijen als voor derden – de hogere rechter daaronder begrepen – controleerbaar en aanvaardbaar te maken. Lees meer…
Geen formele rechtskracht boetebesluit bij onbevoegde bestuursrechter in beroepsprocedure
Arubaanse zaak. Een vordering die ertoe strekt dat de belastinginspecteur de bij een belastingaanslag opgelegde boete in onvoldoende mate heeft verminderd, stuit niet af op de leer van de formele rechtskracht, als de hoogste bestuursrechter zich onbevoegd heeft verklaard over de ambtshalve vermindering van de aanslag te oordelen. Dat de oorspronkelijke aanslag inmiddels formele rechtskracht heeft gekregen, maakt dat niet anders. Lees meer…
Boetebeding en aanvullende schadevergoeding: de grenzen van de rechtsstrijd
HR 7 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:259 (X/Goed Vast Goed Veenendaal B.V.)
De Hoge Raad oordeelt dat het hof buiten de grenzen van de rechtsstrijd van partijen is getreden, omdat verweerster – anders dan het hof heeft overwogen – in hoger beroep niet de stelling heeft betrokken dat partijen hebben willen afwijken van de wettelijke regeling van art. 6:92 lid 2 BW. Weliswaar heeft verweerster in hoger beroep aanspraak gemaakt op vergoeding van haar schade voor zover deze uitgaat boven het bedrag van de contractuele boete, maar daartoe heeft zij zich enkel beroepen op art. 6:94 lid 2 BW. Lees meer…
Toepassing Lex Murphy rond betaling griffierecht rechtgezet in cassatie
HR 7 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:272
Curaçaose zaak. Gelet op de in cassatie overgelegde stukken acht de Hoge Raad voldoende aannemelijk dat het griffierecht voor het hoger beroep was voldaan. De door het hof uitgesproken vervallenverklaring wegens niet-tijdige betaling wordt vernietigd. Lees meer…
Verstrekkende sanctie (verval)beding in commercieel contract behoeft geen expliciete vermelding
HR 7 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:260 (Afvalzorg c.s./Slotereind)
(1) Ook waar een beding verstrekkende gevolgen heeft (zoals een vervalbeding) of waar het een overeenkomst tussen twee professionele partijen betreft die zich hebben laten bijstaan door juridische adviseurs, kunnen de omstandigheden van het geval meebrengen dat een andere dan de taalkundige betekenis aan de bepalingen van de overeenkomst moet worden gehecht. (2) Bij de toepassing van een contractueel vervalbeding wegens te late melding van een klacht moet mede acht worden geslagen op enerzijds het ingrijpende rechtsgevolg daarvan en anderzijds de concrete belangen waarin de schuldenaar door de late klacht is geschaad. Lees meer…
Bopz: de AVG is (nog) niet bevoegd een geneeskundige verklaring af te geven
HR 7 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:270
Dat een arts voor verstandelijk gehandicapten (AVG) na de inwerkingtreding van de wet van 4 december 2013 (Stb. 2013/560) krachtens art. 1 van de Wet Bopz bevoegd zal zijn de voor gedwongen opneming van een verstandelijk gehandicapt persoon vereiste verklaring af te geven, is onvoldoende om te oordelen dat een AVG daartoe ook voor de inwerkingtreding van de wet bevoegd was. Daarbij is mede van belang dat in deze wet aan de hier bedoelde wijziging van art. 1 Wet Bopz geen terugwerkende kracht is verleend. Lees meer…