Gezichtspunten voor aanmerken CAO-voorziening als gelijkwaardige voorziening

Gezichtspunten voor aanmerken CAO-voorziening als gelijkwaardige voorziening

HR 29 maart 2019 ECLI:NL:HR:2019:449

(1) De Hoge Raad geeft ten overvloede een aantal gezichtspunten waaraan voor de kwalificatie als ‘gelijkwaardige voorziening’ betekenis kan toekomen; (2) Blijkens art. 7:673b BW is de werkgever geen transitievergoeding (art. 7:673 BW) verschuldigd, indien in de tussen partijen geldende cao een ‘gelijkwaardige voorziening’ is opgenomen. De omstandigheid dat een voorziening al vóór juli 2015 in een op dat moment tussen partijen geldende cao was opgenomen, sluit niet zonder meer uit dat die voorziening ná 1 juli 2015 wordt aangemerkt als een aan de wettelijke transitievergoeding gelijkwaardige voorziening in de zin van artikel 7:673b BW; Lees meer…

Eén vordering met twee grondslagen; hof miskent devolutieve werking van appel

Eén vordering met twee grondslagen; hof miskent devolutieve werking van appel

HR 22 maart 2019 ECLI:NL:HR:2019:398

In deze zaak heeft de rechtbank de vorderingen van eiser uitgelegd als één vordering met twee verschillende grondslagen (primaire en subsidiaire grondslag). De rechtbank wees de vordering op de subsidiaire grondslag toe. Het hof achtte de vordering echter niet toewijsbaar op de subsidiaire grondslag, maar heeft nagelaten te onderzoeken of de vordering wel toewijsbaar was op de primaire grondslag. Het hof heeft daarmee de devolutieve werking van appel miskend. Lees meer…

Voorwaardelijk verzoek: wat is het gevolg van het niet in vervulling gaan van de voorwaarde?

Voorwaardelijk verzoek: wat is het gevolg van het niet in vervulling gaan van de voorwaarde?

HR 22 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:404

(i) Het hof heeft de werkneemster ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek om transitievergoeding en billijke vergoeding.
(ii) Indien in een procedure een verzoek voorwaardelijk wordt gedaan, betekent dit dat de rechter het verzoek niet behoeft te behandelen indien niet is voldaan aan de voorwaarde waaronder het verzoek is gedaan. Als in de loop van de procedure blijkt dat niet wordt voldaan aan de voorwaarde waaronder het verzoek is ingesteld, heeft dit niet tot gevolg dat het verzoek achteraf gezien nooit is gedaan.

Lees meer…

Maatstaf voor onderzoek naar rechtsmacht bij commune bevoegdheidsregels

Maatstaf voor onderzoek naar rechtsmacht bij commune bevoegdheidsregels

HR 29 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:443

De Nederlandse wetgever heeft niet beoogd om bij de inrichting van art. 7 lid 1 Rv af te wijken van de uitleg door het HvJEU van de Brussel I-bis-verordening. Ook bij toepassing van de maatstaf in art. 7 lid 1 Rv geldt daarom dat de rechter die onderzoekt of hem bevoegdheid toekomt, zich bij dit onderzoek niet mag beperken tot de stellingen van de eisende of verzoekende partij, maar ook acht moet slaan op alle hem ter beschikking staande gegevens over de werkelijk tussen partijen bestaande rechtsverhouding, waaronder de stellingen van de verwerende partij
Lees meer…

Persoonlijkheidsrecht tegen aantasting biedt geen ruimte voor aanvullende belangenafweging, reputatieschade vormt zelfstandig vereiste

Persoonlijkheidsrecht tegen aantasting biedt geen ruimte voor aanvullende belangenafweging, reputatieschade vormt zelfstandig vereiste

Hoge Raad 29 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:451 (eiser/De 4 Jaargetijden)

Bij een beroep op art. 25 lid 1 sub d Auteurswet vormt de mogelijkheid van reputatieschade een zelfstandig vereiste. Daarnaast gaat het bij de vraag of er reputatieschade kan optreden om een objectieve toets waarbij alle (relevante) omstandigheden in aanmerking kunnen worden genomen. Als eenmaal is komen vast te staan dat sprake is van een aantasting van een auteursrechtelijk beschermd werk, en die aantasting tot reputatieschade kan leiden, is er geen ruimte meer voor het verrichten van een (aanvullende) belangenafweging. Het oordeel dat een architect in deze zaak geen beroep kon doen op zijn persoonlijkheidsrechten was door het hof niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd. Lees meer…

Verrekening na toekenning schone lei?

Verrekening na toekenning schone lei?

HR 15 maart 2019 ECLI:NL:HR:2019:377 

Bij beëindiging van de schuldsaneringsregeling door toekenning van een schone lei, is een vordering ten aanzien waarvan de schuldsaneringsregeling werkt, voor zover deze onvoldaan is gebleven, niet langer afdwingbaar (art. 358 lid 1 Fw). Omdat de schuldenaar van degene aan wie de schone lei is toegekend niet bevoegd is als schuldeiser de nakoming van een dergelijke vordering af te dwingen, is hij betrekking met die vordering niet bevoegd om zich op verrekening te beroepen. De ratio van de toekenning van de schone lei staat daarbij in de weg aan analoge toepassing van art. 6:131 lid 1 BW. Wel kan een beroep op niet-verrekenbaarheid wegens niet-afdwingbaarheid van de vordering, wegens de bijzondere omstandigheden van het geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn. Lees meer…

Archief

Cassatieblog.nl