HR 22 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:622
De vraag wie belanghebbende is in de zin van art. 798 Rv, wordt bepaald door het onderwerp van de aan de rechter voorgelegde zaak en de rechten en verplichtingen waarop de betrokkene zich beroept. Het schrappen van een van de voornamen van een minderjarig kind levert in dit geval een inmenging op in het tussen de man en de zoon bestaande familie- en gezinsleven en in het privéleven van de man. De man dient dan ook te worden aangemerkt als belanghebbende in de procedure over de wijziging van de voornamen van de zoon.
Belanghebbende in de zin van art. 798 Rv
In deze zaak speelt de vraag wie in deze procedure als belanghebbende in de zin van art. 798 Rv moet worden aangemerkt.
In zaken op het gebied van het personen- en familierecht (die niet echtscheidingszaken betreffen), moeten belanghebbenden in de procedure worden betrokken. Op grond van art. 798 Rv moet daarbij als belanghebbende worden aangemerkt degene op wiens rechten of verplichtingen de zaak rechtstreeks betrekking heeft.
De Hoge Raad heeft zich eerder uitgelaten over de vraag hoe dit belanghebbende-begrip moet worden uitgelegd (zie CB 2018-61 en CB 2018-62). In dit arrest herhaalt de Hoge Raad deze eerdere jurisprudentie. Daaruit blijkt, kort gezegd, het volgende.
In algemene zin kan niet worden gezegd wie moet worden aangemerkt als ‘belanghebbende’ in de zin van art. 798 Rv. In plaats daarvan moet per geval worden beoordeeld wie belanghebbende is. Dat is namelijk afhankelijk van (i) het onderwerp van de aan de rechter voorgelegde zaak en (ii) de rechten en verplichtingen waarop de betrokkene zich beroept. Als het onderwerp van de zaak ertoe kan leiden dat de rechten of verplichtingen waarop de betrokkene zich beroept, rechtstreeks door de rechterlijke beslissing worden geraakt, is die betrokkene in die zaak belanghebbende in de zin van art. 798 Rv.
Tot de ‘rechten en verplichtingen’ als bedoeld in art. 798 Rv behoren ook de rechten uit het EVRM. Het gaat dan bijvoorbeeld om het recht op bescherming van het familie- en gezinsleven en op bescherming van het privéleven, zoals gewaarborgd door art. 8 EVRM. Uit die bepaling vloeit onder meer het recht voort om in voldoende mate betrokken te worden in het besluitvormingsproces – waaronder ook een gerechtelijke procedure – dat kan leiden tot een inmenging in het familie- en gezinsleven, of het privéleven.
De beslissing van de Hoge Raad
In deze zaak is kort gezegd het volgende aan de orde. Een man en een vrouw hebben in 2019 samen een kind gekregen. De vrouw heeft – als wettelijke vertegenwoordiger van het kind en degene die alleen is belast met het gezag – de rechtbank gevraagd om de derde voornaam van het kind te schrappen. Deze derde voornaam van het kind is gelijk aan de naam van de man, met wie de vrouw een complexe verhouding stelt te hebben.
De rechtbank heeft dit verzoek toegewezen. De man stelt vervolgens hoger beroep in, maar wordt door het hof Arnhem-Leeuwarden niet-ontvankelijk verklaard. Volgens het hof kan de man namelijk niet worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van art. 798 Rv.
Tegen dat oordeel komt de man in cassatie op. De Hoge Raad stelt voorop dat het hof het hiervoor geschetste juridische kader niet heeft miskend. Naar het oordeel van de Hoge Raad kunnen de overwegingen van het hof echter niet het oordeel dragen dat de voornaamswijziging geen inmenging in het familie- en gezinsleven of het privéleven van de man vormt. De Hoge Raad licht dit als volgt toe:
“In het oordeel van het hof ligt besloten dat tussen de man en de zoon sprake is van familie- en gezinsleven als bedoeld in art. 8 EVRM. Daarvan uitgaand is, anders dan het hof kennelijk heeft geoordeeld, niet van belang dat de man de zoon ten tijde van de beslissing van het hof niet had erkend, dat zijn vaderschap niet gerechtelijk is vastgesteld, en dat de man op dat moment niet was belast met het gezag over de zoon. Voorts is onjuist het kennelijke oordeel van het hof dat met het schrappen van de naam van de man uit de voornamen van de zoon slechts de identiteit van de zoon als drager van de naam is gemoeid. Het schrappen van die naam levert in dit geval wel degelijk een inmenging op in het tussen de man en de zoon bestaande familie- en gezinsleven en in het privéleven van de man. Hij dient dan ook in het besluitvormingsproces daarover te worden betrokken.”
De Hoge Raad vernietigt dan ook – in lijn met de conclusie van A-G De Bock – de uitspraak van het hof en verwijst de zaak ter verdere behandeling en beslissing naar een ander hof.