HR 5 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW7359 (X c.s./Gemeente Heerlen)
Een vonnis van vervroegde onteigening waartegen nog een cassatieberoep aanhangig is, hoeft niet binnen twee maanden na de descente te worden ingeschreven indien het vonnis op dat moment nog geen kracht van gewijsde heeft. De inschrijvingstermijn van twee maanden van art. 54m Ow vangt pas aan op de dag waarop het vonnis kracht van gewijsde krijgt.
Bij vonnis van 25 maart 2009 (het onteigeningsvonnis) heeft de rechtbank Maastricht vervroegd de onteigening uitgesproken van perceelsgedeelten waarvan X c.s. de eigenaar waren. De onteigening geschiedde door de gemeente Heerlen ten behoeve van de aanleg van de “Binnenring”, een ontsluitingsweg die Heerlen voor een groot deel omringt. Tegen het onteigeningsvonnis hebben X c.s. cassatieberoep ingesteld. Tijdens de cassatieprocedure, op 3 september 2009, vond de opneming door de deskundigen (hierna: descente) plaats. De Hoge Raad heeft dat cassatieberoep bij arrest van 5 november 2010 (ECLI:NL:HR:2010:BN8530) verworpen. De gemeente heeft het onteigeningsvonnis vervolgens in de openbare registers laten inschrijven op 23 november 2010.
In deze kortgedingprocedure hebben X c.s. aangevoerd dat de gemeente het onteigeningsvonnis niet binnen de in art. 54m lid 1 Ow bedoelde termijn van twee maanden na de descente heeft laten inschrijven en dat de gemeente dat vonnis daarom onrechtmatig heeft laten inschrijven. Op die grond vorderen zij veroordeling van de gemeente tot betaling van de vaste schadeloosstelling als bedoeld in art. 54q lid 2 Ow van € 69.696,–. Verder vorderen zij veroordeling van de gemeente om de inschrijving van het onteigeningsvonnis te royeren of door te halen en dat de gemeente zal worden verboden de ter onteigening aangewezen percelen in gebruik te nemen. De voorzieningenrechter heeft de gevorderde voorzieningen afgewezen. Het hof heeft het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd.
De Hoge Raad laat het oordeel van het hof in stand. X c.s. betoogde in cassatie dat het hof ten onrechte oordeelde dat op 23 november 2010 de eigendom van de onderhavige perceelsgedeelten door de inschrijving van het vonnis van vervroegde onteigening was overgegaan op de gemeente, omdat die inschrijving niet binnen de termijn van art. 54m lid 1 Ow heeft plaatsgevonden. De Hoge Raad is het daarmee niet eens. Weliswaar bepaalt art. 54m lid 1 Ow dat het vonnis van vervroegde onteigening als bedoeld in art. 54i Ow slechts kan worden ingeschreven in de openbare registers binnen twee maanden na de descente, maar deze bepaling maakt volgens de Hoge Raad geen uitzondering op de (uit art. 54n lid 1 onder 1 Ow af te leiden) hoofdregel. Deze hoofdregel houdt in dat het onteigeningsvonnis pas nadat het in kracht van gewijsde is gegaan in de openbare registers kan worden ingeschreven.
Art. 54m lid 1 verlangt dus niet dat ook een vonnis van vervroegde onteigening waartegen nog een (tijdig ingesteld) cassatieberoep aanhangig is binnen twee maanden na de descente moet worden ingeschreven, zo oordeelt de Hoge Raad. Aanvaard moet dan ook worden, zo oordeelt de Hoge Raad, dat in gevallen waarin de descente heeft plaatsgevonden voordat het onteigeningsvonnis in kracht van gewijsde is gegaan, de termijn van twee maanden van art. 54m Ow aanvangt op de dag waarop dat vonnis kracht van gewijsde krijgt. De Hoge Raad voegt daar nog aan toe dat de descente die is gehouden op een tijdstip waarop de tenuitvoerlegging van het onteigeningsvonnis was geschorst als gevolg van het cassatieberoep, niet zonder meer van onwaarde is. Nu dat cassatieberoep is verworpen, is er geen reden om aan de descente gevolg te onthouden. Het hof heeft dus terecht geoordeeld dat de gemeente het onteigeningsvonnis, dat op 5 november 2010 in kracht van gewijsde is gegaan, tijdig heeft laten inschrijven en door die inschrijving op 23 november 2010 de eigendom heeft verkregen van de perceelsgedeelten.
Dat de inschrijving van het onteigeningsvonnis binnen de termijn van art. 54m Ow is geschied, brengt verder mee dat het hof terecht heeft geoordeeld dat art. 54q Ow in dit geval toepassing mist, zo oordeelt de Hoge Raad ten slotte.
X c.s. zijn in cassatie bijgestaan door Martijn Scheltema en de auteur.