HR 3 oktober 2025, ECLI:NL:HR:2025:1462

  1. De behoorlijk opgeroepen getuige die zich op een verschoningsrecht meent te kunnen beroepen, moet in beginsel gewoon op de voor het verhoor bepaalde dag ter zitting te verschijnen. Ter zitting zal de rechter ten overstaan van alle partijen beoordelen of de getuige een beroep op een verschoningsrecht toekomt.
  2. Als aanstonds duidelijk is dat de getuige zich op een verschoningsrecht kan beroepen, kan het praktisch zijn om de rechter te verzoeken daarover eerst schriftelijk te beslissen.
  3. Als degene die de getuige wenst te horen zich niet met het beroep op het verschoningsrecht kan verenigen, zal de getuige toch gewoon ter zitting moeten verschijnen. Dit is alleen anders als degene die volhardt in het oproepen van de getuige geen enkel rechtens te respecteren belang daarbij heeft aangevoerd. Als dat zo is kan de rechter alsnog voorafgaand aan de zitting schriftelijk beslissen over het beroep op een verschoningsrecht.
  4. De beslissing van de rechter dat de opgeroepen getuige toch ter zitting moet verschijnen, is een tussenuitspraak, waartegen alleen met verlof een rechtsmiddel kan worden aangewend.

Aanleiding

Aanleiding voor deze uitspraak is een conflict binnen een familiebedrijf. Twee broers stonden aan het hoofd van het familiebedrijf. De verhouding tussen de broers is verstoord geraakt. Op enig moment beginnen twee kinderen van de ene broer een nieuw bedrijf, dat concurreert met het familiebedrijf. Het familiebedrijf verzoekt een voorlopig getuigenverhoor. Daarin zouden de kinderen (hierna: de getuigen) moeten worden gehoord over de vraag of zij op onrechtmatige wijze bedrijfsgevoelige informatie hebben verkregen over het familiebedrijf, en die hebben gebruikt om een concurrerend bedrijf op te zetten.

Verschoningsrecht

Beide getuigen doen een beroep op hun familiale verschoningsrecht (art. 165 lid 2 onder a (oud) Rv). Zij verzoeken de rechter-commissaris vóór de zitting schriftelijk een beslissing te nemen over de vraag of hun een beroep op dat verschoningsrecht toekomt. De rechter-commissaris beslist dat de getuigen gewoon ter zitting moeten verschijnen, en dat daar zal worden beslist of zij zich op hun verschoningsrecht kunnen beroepen. De getuigen stellen hoger beroep in op de grond dat de rechter-commissaris eerst schriftelijk op hun beroep had moeten beslissen. Het hof bekrachtigt de beslissing van de rechtbank.

Ontvankelijkheid

De getuigen stellen vervolgens beroep in cassatie in. Zijn zij daarin ontvankelijk? Nee, zo oordeelt de Hoge Raad in navolging van A-G De Bock. De beslissing dat de rechter nog niet zal oordelen over het beroep op het verschoningsrecht is geen einduitspraak over het verschoningsrecht, maar een tussenuitspraak (rov. 3.7). Daartegen kan dus alleen met verlof een rechtsmiddel worden ingesteld. In dit geval heeft het hof geen verlof verleend, zodat getuigen niet-ontvankelijk zijn in hun cassatieberoep. Dat het hof hen wél ontvankelijk achtte in hun hoger beroep, maakt dat niet anders.

Van belang is dat de beslissing van de rechter in een voorlopig getuigenverhoor dat het beroep van een getuige op het verschoningsrecht slaagt en die getuige daarom niet voor verhoor ter zitting hoeft te verschijnen, wél een einduitspraak is. Daartegen kan dus zonder verlof een rechtsmiddel worden aangewend (rov. 3.6).

Beoordeling beroep op verschoningsrecht in beginsel ter zitting

De Hoge Raad geeft een aantal praktische wenken voor het beoordelen van een beroep op het verschoningsrecht. In beginsel moet de behoorlijk opgeroepen getuige die zich op een verschoningsrecht wil beroepen, gewoon op de voor het verhoor bepaalde dag ter zitting te verschijnen. Ter zitting zal de rechter ten overstaan van alle partijen beoordelen of de getuige een beroep op een verschoningsrecht toekomt (art. 177 lid 1 Rv).

Als meteen duidelijk is dat gronden voor een beroep op een verschoningsrecht aanwezig zijn, kan het uit praktisch oogpunt de voorkeur verdienen dat de getuige deze tevoren schriftelijk aan de rechter en de betrokken partijen bekendmaakt om verspilling van tijd en kosten te voorkomen. Als de partij die de getuigen wenst te horen niet vindt dat die gronden aanwezig zijn, zal de getuige alsnog gewoon ter zitting moeten verschijnen. Dat is alleen anders als degene die volhardt in het oproepen van de getuige geen enkel rechtens te respecteren belang daarbij heeft aangevoerd. Als dat zo is kan de rechter alsnog voorafgaand aan de zitting schriftelijk beslissen over het beroep op een verschoningsrecht (rov. 3.5). Ook op dit vlak volgt de Hoge Raad de A-G.

Dit alles geldt, zo overweegt de Hoge Raad nog, zowel voor een voorlopig getuigenverhoor als voor een bodemprocedure.

Belang voor het nieuw bewijsrecht

De Hoge Raad merkt aan het begin van de uitspraak op dat op deze procedure het bewijsrecht van toepassing blijft zoals dat gold tot 1 januari 2025. De uitspraak heeft echter ook betekenis onder het nieuwe bewijsrecht. De regeling van at. 177 lid 1 Rv is immers gelijk gebleven, en ook de gevallen waarin getuigen een verschoningsrecht toekomt zijn uiteraard gehandhaafd (en in het geval van art. 165 lid 2 onder a Rv zelfs uitgebreid naar de levensgezel van een partij).

Share This

Cassatieblog.nl